No. 16/2003, p. 11-68 Andreas Heege: Kleipijpen uit Einbeck, Neder-Saksen Van 1285 fragmenten uit 30 vindplaatsen zijn vooral
225 pijpenkoppen en kopfragmenten te gebruiken, waarvan 100 leesbare
merken dragen. De typologie die voor Nederlandse pijpenkoppen en steelversieringen
ontwikkeld werd kan bevestigd worden door daterende bijliggende vondsten.
In Einbeck ist toch en pijpentype met kleine hiel veel voorkomend.
Er valt nog te achterhalen of dit type slechts een regionale eigenaardigheid
is uit de eerste helft van de 18de eeuw, of eerder een apart type
dat tussen basistypen 2 en 3 ligt. |
|
|||
|
Kleipijpen uit Uslar overspoelen de markt van Einbeck
na 1769. Er blijft maar weinig afzetsruimte voor andere fabrikanten
uit Hildesheim, Hameln, Hannoversch Münden, Großalmerode
en Westerwald. De vindplaats van Einbeck laat voor de eerste maal
de namen te voorschijn komen van pijpenmakers uit Uslar die verbonden
zijn aan bepaalde "Pferdemarken".
De productie van Uslar schijnt in de late 18de en de vroege 19de eeuwen de markt van Einbeck te hebben gedomineerd. Twee rondbodenpijpen uit de tweede helft van de 18de eeuw zijn versierd met wapens en leuzen van Hannover en Braunschweig. Men vindt ook in Einbeck bewijzen van de van korte duur productie van Casselman uit Hannoversch-Münden. Alhoewel bont geglazuurde kleipijpen uit de 17de en de vroege 18de eeuw van omliggende plaatsen bekend zijn, bestaat dergelijks in Einbeck niet. Het is ook openbaar dat de typische Nederlandse reliëfpijpen uit de 18de eeuw de markt van Einbeck niet hebben bereikt. Eveneens onverklaard blijft het feit dat, b.v., pijpen uit de streek van Braunschweig en van Oost- en Zuide-Harz Einbeck niet hebben bereikt. Kleipijpen werden voor de laatste maal in Einbeck uit nostalgie gekochtt en gerookt ter gelegenheid van de nabuurschapsfeesten van 1936. |
|||
|
||||
No. 16/2003, p. 69-87 Michael Schmaedecke: Pijpen met floraal decor en aanduiding van de fabrikant, uit het zuiden van de Voor-Rijn Er wordt al lang gediscussieerd in vakkringen over een typologie van de kleipijpen, maar met de geringe voorraad gekend materiaal kan nog geen aanvang worden gemaakt. Aan de hand van pijpen met floraal decor ten zuiden van de Voor-Rijn gevonden werden in detail bepaalde pijpentypen bij bepaalde fabrikanten ingedeeld en genoemd. Deze aanduidingen zullen het mogelijk maken om in de toekomst de vondsten naar een type in te delen. De typologie verstaat zich als een werksvoorslag die nog verfijnd moet worden door een nauwkeurig onderzoek van het oorspronkelijke materiaal. |
||||
De versieringselementen van de pijpen die in de jaren
1660 tot 1680 vervaardigd werden in de regio Mannheim/Frankenthal
lijken in sterke maat op elkaar, zodat men aannemen kan dat ofwel
de ruimte waarin de werkplaatsen die de mallen fabriceerden geconcentreerd
waren gering was, ofwel dat er een enkele metaalsmelterij bestond
. De fabrikanten verkochten de vormen aan de pijpenmakers, die misschien
zelf namen, fabricageplaats en -jaar aanbrachten, of dit werk aan
weinig geoefend personeel lieten verrichten. Buiten nieuwe vormen
werden ook gebruiksvormen gehandeld. |
Pijpensteel van het type "M.Kesselhum 1", Mannheim 1681
|
|||
|
Naast de inheemse markt leverden sommige pijpenmakers van Mannheim/Frankenthal soms wel ook aan andere streken, waarvan het zuiden van de Voor-Rijn een belangrijk afzetgebied voorstelde. Hieromtrent moet men nochtans vaststellen dat het niet zeker is of dit export werkelijk plaats gevonden heeft. Men moet immers met de mogelijkheid rekening houden dat de gevonden pijpen tot gebruikers behoorden, zoals reizigers en in het bijzonder soldaten, die zich voorzien hadden op de plaats van aanmaak. |
|||
|
||||
No. 16/2003, p. 88-98 Ralf Kluttig-Altmann/Martin Kügler: Beweging in Saksen. Een bijdrag over de emancipatie van het duitse kleipijpenonderzoek Een terugblik op de ontwikkeling van het kleipijpenonderzoek in Duitsland toont aanzienlijke vorderingen aan. De aanvankelijke afhankelijkheid ten opzichte van het buitenlandse onderzoek heeft zich in de laatste twee tot drie jaren veranderd in een brede zelfstandigheid. Dit is bijzonder opvallend wat Saksen betreft, waar uit de zitting 2002 van de Werkgroep voor de onderzoek naar kleipijpen vele nieuwe aspecten voortkwamen. |
||
Pijpen van het Görlitz type, varianten 1 en 2, gefabriceerd
in de Oberlausitz, 2de helft van de 17de eeuw, met aangebrachte stem
|
Er bestond in Oost-Saksen in tot dan toe niet nauwkeurig
gelokaliseerde plaatsen een zelfstandig ontwikkelde technologie die
totaal afwijkt van de werkmethode met tweedelige mallen die men vroeger
als veralgemeend beschouwde. Hedendaagse vondsten leiden tot de vaststelling
van volgende technologie: handgebrachte versiering van de kop, aparte
vorming van steel en kop met achteraf samenstellen, en verandering
van kop-steel hoek na de montage. Helemaal nieuw is het bewijs dat
pijpenkoppen aan de pottenbakkerschijf gedraaid werden, om achteraf
met apart gerolde stelen samengesteld te zijn. Het aantal vondsten
wijst bovendien erop dat men te doen heeft, ondanks het duidelijke
kwaliteitsverschil tegenover de met de mal gevormde pijpen, met een
technologie die succesvol was en jaren of tientallen jaren geduurd
heeft. |
De keipijpenbakkerij was in de 17de en 18de eeuwen
veel meer gevestigd als vroeger aangenomen. Naast 15 tot dan toe gekende
plaatsen komen Belgern, Herrnhut(?), Leipzig, Meißen, Meuselwitz
erbij en verdere aanwijzingen zijn te verwachten. |
|
No. 16/2003, p. 99-104 Gerda Standke: Kleipijpen - Pijpenklei. Naar een geologische Geschiedenis van de grondstof Het ontstaan en de verbreiding van kleien is aan
bepaalde geologische omstandigheden verbonden, die in het bijzonder
aan het Tertiair behoren. In de Saksische ruimte treden kleien vooral
voor aan de zuidelijke rand van het tertiaire verspreidingsgebied,
in relatief hoge lagen; klei kan er bijna oppervlakkig gewonnen worden,
deels in kleigroeven, deels in kleischachten, of in dagbouw ontgonnen,
dikwijls in verbinding met andere grondstoffen (bruinkool, grind). |
|
|
|
||
No. 16/2003, p. 105-112 Marita Pesenecker: Kleipijpenproductie in Grimma De kleipijpenproductie begon in Grimma aan het einde
van de 17de eeuw. Klei werd gehaald door de pijpenbakkers uit Groß-
en Kleinpöhsig, waar de kleigroeven op de velden van de boeren
lagen. De prijs bedrag voor een groot wijnvat 2 Taler en 14 Groschen,
en het aangegeven jaarlijks verbruik bereikte in het einde van de
18de eeuw 10.000 kg. Sporadisch kochten de Waldenburgse pijpenmakers
hun klei ook in Pöhsig. |
|
|
|
|
|
|
||
No. 16/2003, p. 113-116 Het artikel markeert het (voorlopig) besluit van
een reeks over kleipijpenvondsten uit Leipzig, die in de jaren 1990
aan 't licht kwamen. Betekenisvol voor het kleipijpenonderzoek in
Saksen en in Duitsland is een jongst ontdekte bron, volgens dewelke
Hans Thielmann, in het jaar 1656, geciteerd wordt als pijpenbakker
in Leipzig. Hij wordt bijgevolg een van de oudste met de naam genoemde
pijpenbakker van Duitsland. |
|
|
|
||
No. 16/2003, p. 117 Gerhart Mattuschka: Pijpenbakkerij in Leisnig In de Saksische stad zou de kleipijpenproductie
al in 1679 van economisch belang geweest zijn, maar het begin ervan
is nog niet klaar. Op het einde van de 18de eeuw nam de productie
toe. Pijpfragmenten die men in Leisnig vond tonen een grote gelijkenis
met modellen van de naburige concurrenten uit Grimma en Waldenburg.
De productie eindigde ongeveer rond 1830. |
|
No. 16/2003, p. 118-130 Bernd Standke: Over kleipijpernbakkerij in Waldenburg (Altstadt) In Waldenburg (Altstadt) ontwikkelde zich een omvangrijke
en kwalitatief merkwaardige ook productie van kleipijpen, die pas
op het einde van de 19de eeuw stilviel. De bekende pijpenmakers alsook
taltijke vondsten uit deze plaats worden in deze bijdrage voorgesteld.
Ondanks de moeilijkheden met Keur-Saksen (vanaf 1806 Koningrijk van
Saksen) en de resulterende hoge invoerrechten, blijken de wapens en
de leuze van de keurvorst een favoriet motief te zijn voor pijpenkoppen.
Precies zo als in Grimma werd er hier getracht door imitatie van de
Goudse voorbeelden (steelafrollingen, hielstempel, kopdecor) de kleipijpen
attractiever en meer bevorderlijk voor de verkoop te maken. Twee steelfragmenten
identificeren Waldenburg (Altstadt) als een van de vervaardigingsplaatsen
van de zogenaamde Zapfenberg-Pfeifen. |
||
No. 16/2003, p. 131-136 Böttger, de uitvinder van het Europese porselein,
hield zich sinds 1706 ook bezig met de vervaardiging van pijpen. Aanvankelijk
produceerde hij pijpenkoppen uit roodbruine "Böttgersteinzeug".
Van 1710 tot 1712 runde hij een eigen pijpenbakkerij in Meissen, die
geleid werd door Johan Müller, een pijpenbakker stammende uit
Wesel am Rhein. Müller was vroeger werkzaam geweest in Magdeburg
en Bevern. In 1712 nam Müller de weinig florerende zaak over,
maar stopte de productie in 1713 en keerde terug naar Wesel waar hij
in 1729 stierf.
|
|
No. 16/2003, p. 137-142 Gisela Murken: Tabaksteelt en tabakshandel in het zuiden van Neder-Saksen Sinds het midden van de 17de eeuw tot ver in de
20ste eeuw bleek tabaksteelt, tabaksverwerking en -handel een onontbeerlijke
bron van inkomsten te zijn in het Zuid-Neder-Saksisch gebied. Vooral
het Leinedal en de plaatsen Northeim, Nörten-Hardenberg, Bovenden
bij Göttingen, en het Eichsfeld worden vanuit dit oogpunt nader
bezien. In het Eichsfeld is de tabaksteelt al sinds 1660 bewezen.
Talrijke schriftelijke bronnen staven aanschouwelijk hoe deze activiteit
zich 300 jaar lang handhaafde in de streek. Ze overleefde ziekten,
handelsmoeilijkheden veroorzaakt door onenigheden, taksverhogingen
en druk van de concurrerende invoerproducten, tot ze in het midden
van de 20ste eeuw onrendabel werd. |
|
|
No. 16/2003, p. 143-149 Jorge Kulemeyer: Rookpijpen van de vroege pottenbakkerskunst uit de archeologische vindplaats van Moralito, Argentinïe |
||
|
||
|
||
No. 16/2003, p. 149-152 Ralf Kluttig-Altmann/Martin Kügler/Henry Toms: Internationale Terminologie voor het kleipijpenonderzoek. Deel I: engels-duits De aanwending van buitenlandse literatuur is nauwelijks
te vermijden in het sterk door netwerken verbonden toestand van het
kleipijpenonderzoek. Bij de vertaling van speciale begrippen kan men
snel moeilijkheden ondervinden. Deze begrippen kunnen gebruikelijke
woorden zijn die in het kleipijpenonderzoek een bijzondere betekenis
bekleden die gewone woordenboeken niet openbaren. Of het gaat om speciale
neologismen of afwijkingen die men vergeeflijk zoekt in de meeste
woordenboeken. In deze omstandigheden kunnen in vertalingen snel misverstanden
insluipen die later ongemerkt verspreid worden. Internationale terminologie
voor het onderzoek van kleipijpen |
|
Nieuwe vondsten No. 16/2003, p. 153 f. Bij de sanering van het "St. Jürgen am Strande"
klooster, Mönchstraße 41, kwamen begin 1996 tientallen
kleipijpenstelen aan het licht. De pijpenstelen waren aan een dunne
draad geregen en op de eerste verdieping, aan het zuidwesten muur,
als vereffenende mat onmiddellijk op de tegels aangebracht onder de
barokke pleister uit de bouwtijd van het huis (1753/54). Boven deze
vereffeninglaag had men nog een rietmat als hechtonderlaag aangebracht
Naar de bouwwerker zouden de kleipijpenstelen een oppervlakte van
ongeveer 1,2 maal 1,5 meter gedekt hebben. |
|
No. 16/2003, p. 154-159 Daniel Schulz: Smoking - No Smoking. Pijpenroker in het Schloss Ludwigsburg, Württemberg In het Schloss van Ludwigsburg werden bij een restauratie
graffiti gevonden van pijpenrokers, die uit de bouwtijd van het kasteel,
rond 1725-1735, stammen. Rokers van klassieke kleipijpen - vermoedelijk
Duitse werklui of gezellen - en rokers van pijpen met floraal decor
- Italiaanse en Kroatische werklui - worden voorgesteld. Bij het bouwen
van het kasteel heerste een multicultureel gewoel. Niet alleen topkunstenaars
toestroomden uit Italië, Oostenrijk en Bohemen, maar ook eenvoudige
handwerksmannen.
|
|
||||
No. 16/2003, p. 159-164 Maren Weidner: Kleipijpenvondsten uit de Hamburger Reichenstraße Te midden van de vondsten is een bijzonder hoog aantal
kleipijpen die duidelijk aan Duitse werkplaatsen toegezegd kunnen
worden. Voor Hamburg waren in de tweede helft van de 18de eeuw naast
Altona en Hannoversch Munden vooral Wahmbeck, Großalmerode en
Uslar de voornaamste leveringsplaatsen. Bijzonder opvallend is de
opstapeling van pijpenstelen met de namen Knecht en Goebel. De reeds
herhaalde waarneming wordt gestaafd dat de pijpenbakkers in Zuid-Neder-Saksen
en Noord-Hessen Goudse merken kopiëren. De zijdemerk "wapen
van Gouda" wordt vervreemd tot een gedeelde schild met ingedrukte
punt, zodat de plagiaten goed erkenbaar zijn. |
|
No. 16/2003, p. 165-170 Wojciech Siwiak: Pijpenvondsten van de 17de en 18de eeuwen uit archeologische opgravingen in het stadsgebied van Bydgoszcz (Bromberg) De overwegend uit de 18de eeuw stammende pijpen zijn,
naar hun merken te oordelen, geen import uit Nederland. Als aanmaaksplaats
komt veelmeer Roscin (Rostin in de Neumark) in aanmerking, waar een
fabriek vanaf ca. 1750 bedrijvig was, maar leveringen uit Weißenspring
zijn ook door steelopschriften bevestigd. De kleipijpen alsook porseleinpijpenkoppen,
waaronder een uit Tettau, bewijzen het drukke internationale handel
van de stad op het einde van de 18de eeuw. De functie van een kleine
plaquette uit hoorn met het beeld van een roker is nog niet achterhaald.
|
||||
No. 16/2003, p. 170-180 De beschouwing, zowel van de schriftelijke bronnen als van de gehele archeologische ondervindingen wijst dat de IJslander ongeveer in het tweede decennium van de 17de eeuw voor het eerst in contact kwam met het tabak. Vanaf die periode verbreidde zich zeer vlug het gebruik van tabak door middel van kleipijpen op het hele eiland. De nodige tuigen, tabak en pijpen, kwamen of langs legale wegen via Deense handelspartners of langs illegale wegen via buitenlandse smokkelaars naar IJsland. Talrijke vindplaatsen verduidelijken dat daarbij Hollandse producten domineerden; een groot aantal pijpen stammen uit Denemark, terwijl weinig stukken van het gevonden materiaal uit Engeland, Zweden of Duitsland konden geïdentificeerd worden.
|
|
|
No. 16/2003, p. 180-189 Richard Gartley: Duitse neuswarmertjes uit uitgravingen in de VSA Een brede overzicht werd gegeven over gevonden pijpenkoppen
met floraal decor uit de 19de eeuw die van Großalmerode en Uslar
naar de VSA werden ingevoerd. Daarbij zijn, naast algemene voorstellingen
(filosoof, Hercules, vrouwenkoppen, Turken), vooral portretten van
belang van Amerikaanse politici en presidenten. Die kunnen op een
paar jaar na gedateerd worden, daar de populariteit van de pijpen
van de loopbaan van de politicus afhing. Daarbij moet men op de vroegere
mening verzichten volgens dewelke zulke pijpen liever door slaven
gerookt waren. Het is bewezen dat zulke pijpen vervaardigd waren in fabrieken gelegen in Ohio, New Hampshire en Virginia. De inheemse productie was weliswaar kwalitatief minderwaardig, maar de fabrikanten konden de gestoorde handelsomstandigheden veroorzaakt door de burgeroorlog in hun eigen belang gebruiken. |
|
|
No. 16/2003, p. 190 f. Martin Kügler: Het diploma van gezel van Johannes Wilhelm Dorn van 1777 Voor het eerste maal werd er een diploma van gezel ontdekt in Grenzhausen (Westerwald), dat ondergeschreven werd door Peter Dorn, Eerste Meester van de pijpenbakkers in het toenmalige graafschap van West-Neuwied. De nieuwe gezel, J.W. Dorn werd in 1756 geboren en is een verre bloedverwant van de Eerste Meester.Hij stamde uit een arme pijpenbakkersfamilie, werd in het jaar 1781 Meester maar overleed reeds in 1796. Het document is een zeldzame getuigenis van het leven van een eenvoudige pijpenbakker in de 18de eeuw.
|
|
No. 16/2003, p. 192 Natascha Mehler: Een verhaal over de veelvuldige gebruiken en nutten van het tabak De mondelinge overlevering vertelt dat in het begin van de 20ste eeuw een man zijn hemorroïden met tabak behandeld zou hebben - en dit met succes. |
|
No. 16/2003, p. 193 Heinz-Peter Mielke: Aantekeningen over een kleipijpenproductie in Veneto Naast glaspijpen, vervaardigd door glasmakers uit
Murano, werden in Veneto oof kleipijpen gemaakt: in Chioggia, Bassano
del Grappa en in Piazzola sul Brenta. Een van deze manufacturen bestaat
nog in Bassano, maar is ondertussen naar wortelhout overgegaan. |
|
Home
KnasterKOPF
Werkgroep
Sitemap
Contact
Impressum
Letzte Aktualisierung: 28.11.2013