KnasterKOPF
En français

English Edition

Deutsche Ausgabe



No. 20/2009 (in German)

No. 19/2007 (in German)

No. 18/2005

No. 17/2004

No. 16/2003

No. 15/2002

No. 14/2001

No. 13/2000

No. 12/1999

No. 11/1998

No. 10/1997

No. 9/1997

No. 8/1996

No. 7/1995

No. 6/1992

No. 5/1991

No. 4/1991

No. 3/1990

No. 2/1990

No. 1/1989


 

No. 16/2003

Op 2 mai 2003 verschijnt het nummer 16 van KnasterKOPF - Vaktijdschrift voor kleipijpen en historisch tabaksgebruik met een omvang van ongeveer 180 bladzijden. Dit nummer heeft als hoofdthema

"Kleipijpenbakkerij in Midden-Duitsland".

U vindt e de meeste voordrachten in, die tijdens de 16de sessie van het Werkgroep voor de onderzoek naar kleipijpen uitgebracht werden, van 1 tot 4 mei 2002 in Grimma. Verder bevat dit nummer diepgaande analysen van pijpenvondsten alsook in verhoogde omvang berichten uit internationale onderzoekers in dit domein. Informatie over actuele sessies en nieuwigheden ronden het nummer af.

  Titelbild Band 16

 

Uit de navorsing

Andreas Heege:
Kleipijpen uit Einbeck, Neder-Saksen

Michael Schmaedecke:
Pijpen met floraal decor en aanduiding van de fabrikant, uit het zuiden van de Voor-Rijn

Ralf Kluttig-Altmann/Martin Kügler:
Beweging in Saksen. Een bijdrag over de emancipatie van het duitse kleipijpenonderzoek

Gerda Standke:
Kleipijpen - Pijpenklei. Naar een geologische Geschiedenis van de grondstof

Marita Pesenecker:
Kleipijpenproductie in Grimma

Ralf Kluttig-Altmann:
Kleipijpen in Leipzig - (voorlopig) Besluit van archeologische opname. Een zeer vroege pijpenbakker in Leipzig

Gerd Mattuschka:
Pijpenbakkerij in Leisnig

Bernd Standke:
Over kleipijpernbakkerij in Waldenburg (Altstadt)

Walter Morgenroth:
Johann Friedrich Böttger en het oprichten van zijn Meissnere tabakspijpenfabriek

Gisela Murken:
Tabaksteelt en tabakshandel in het zuiden van Neder-Saksen

Jorge Kulemeyer:
Rookpijpen van de vroege pottenbakkerskunst uit de archeologische vindplaats van Moralito, Argentinïe

Ralf Kluttig-Altmann/Martin Kügler/Henry Toms:
Internationale Terminologie voor het kleipijpenonderzoek. Deel I: engels-duits



Nieuwe vondsten


Gunnar Möller:
Een interessante Stralsundere bouwbevinding - Kleipijpenstelen als pleisteronderlaag

Daniel Schulz:
Smoking - No Smoking. Pijpenroker in het Schloss Ludwigsburg, Württemberg

Maren Weidner:
Kleipijpenvondsten uit de Hamburger Reichenstraße

Wojciech Siwiak:
Pijpenvondsten van de 17de en 18de eeuwen uit archeologische opgravingen in het stadsgebied van Bydgoszcz (Bromberg)

Natascha Mehler:
Oud en nieuw over tabak en kleipijpen is Ijsland

Richard Gartley:
Duitse neuswarmertjes uit uitgravingen in de VSA

Martin Kügler:
Het diploma van gezel van Johannes Wilhelm Dorn van 1777

Natascha Mehler:
Een verhaal over de veelvuldige gebruiken en nutten van het tabak

Heinz-Peter Mielke:
Aantekeningen over een kleipijpenproductie in Veneto

 

Nieuwe Literatuur

Recensies, Bibliografie van nieuw verschenen literatuur

 

Verwijzingen

Lopende projecten en wetenschappelijke afsluitingswerken

Mededelingen en vragen


 
nach oben

 




No. 16/2003, p. 11-68
Andreas Heege: Kleipijpen uit Einbeck, Neder-Saksen

Van 1285 fragmenten uit 30 vindplaatsen zijn vooral 225 pijpenkoppen en kopfragmenten te gebruiken, waarvan 100 leesbare merken dragen. De typologie die voor Nederlandse pijpenkoppen en steelversieringen ontwikkeld werd kan bevestigd worden door daterende bijliggende vondsten. In Einbeck ist toch en pijpentype met kleine hiel veel voorkomend. Er valt nog te achterhalen of dit type slechts een regionale eigenaardigheid is uit de eerste helft van de 18de eeuw, of eerder een apart type dat tussen basistypen 2 en 3 ligt.
Wat de vroege periode van de kleipijpen betreft, te weten de eerste helft van de 17de eeuw, is de afkomst van het paar koppen en fragmenten onzeker. Alleen twee koppen uit de late 17de eeuw dragen merken die een Nederlandse oorsprong laten vermoeden. Een derde kop, uit de vroege 18de eeuw, draagt duidelijke Nederlandse merken naast merken van niet geïdentificeerde noordduitse en hessische fabrikanten.
Naast talrijke Nederlandse producten, vooral uit Gouda, zijn vanaf 1740 in groter aantal pijpen beschikbaar van fabrikanten uit de buurplaatsen Hildesheim en Hardegsen. Op pijpen uit de periode rond 1750 valt er ook een grote keuze te bemerken van ringvormig aangebrachte bandstempels en schuin gecanneleerde stelen.

 




Pfeifenköpfe aus Einbeck

Geselecteerde pijpenkoppen uit Einbeck, 18de eeuw, nederlandse en duitse herkomst
Fersen-, Boden- und Innenmarken

Hielen-, bodem- en binnenmerken van verscheidene nederlandse en duitse fabricanten op pijpen van Einbeck
 
Kleipijpen uit Uslar overspoelen de markt van Einbeck na 1769. Er blijft maar weinig afzetsruimte voor andere fabrikanten uit Hildesheim, Hameln, Hannoversch Münden, Großalmerode en Westerwald. De vindplaats van Einbeck laat voor de eerste maal de namen te voorschijn komen van pijpenmakers uit Uslar die verbonden zijn aan bepaalde "Pferdemarken".
De productie van Uslar schijnt in de late 18de en de vroege 19de eeuwen de markt van Einbeck te hebben gedomineerd. Twee rondbodenpijpen uit de tweede helft van de 18de eeuw zijn versierd met wapens en leuzen van Hannover en Braunschweig. Men vindt ook in Einbeck bewijzen van de van korte duur productie van Casselman uit Hannoversch-Münden.
Alhoewel bont geglazuurde kleipijpen uit de 17de en de vroege 18de eeuw van omliggende plaatsen bekend zijn, bestaat dergelijks in Einbeck niet. Het is ook openbaar dat de typische Nederlandse reliëfpijpen uit de 18de eeuw de markt van Einbeck niet hebben bereikt. Eveneens onverklaard blijft het feit dat, b.v., pijpen uit de streek van Braunschweig en van Oost- en Zuide-Harz Einbeck niet hebben bereikt.
Kleipijpen werden voor de laatste maal in Einbeck uit nostalgie gekochtt en gerookt ter gelegenheid van de nabuurschapsfeesten van 1936.


 
nach oben




No. 16/2003, p. 69-87
Michael Schmaedecke: Pijpen met floraal decor en aanduiding van de fabrikant, uit het zuiden van de Voor-Rijn

Er wordt al lang gediscussieerd in vakkringen over een typologie van de kleipijpen, maar met de geringe voorraad gekend materiaal kan nog geen aanvang worden gemaakt. Aan de hand van pijpen met floraal decor ten zuiden van de Voor-Rijn gevonden werden in detail bepaalde pijpentypen bij bepaalde fabrikanten ingedeeld en genoemd. Deze aanduidingen zullen het mogelijk maken om in de toekomst de vondsten naar een type in te delen. De typologie verstaat zich als een werksvoorslag die nog verfijnd moet worden door een nauwkeurig onderzoek van het oorspronkelijke materiaal.

De versieringselementen van de pijpen die in de jaren 1660 tot 1680 vervaardigd werden in de regio Mannheim/Frankenthal lijken in sterke maat op elkaar, zodat men aannemen kan dat ofwel de ruimte waarin de werkplaatsen die de mallen fabriceerden geconcentreerd waren gering was, ofwel dat er een enkele metaalsmelterij bestond . De fabrikanten verkochten de vormen aan de pijpenmakers, die misschien zelf namen, fabricageplaats en -jaar aanbrachten, of dit werk aan weinig geoefend personeel lieten verrichten. Buiten nieuwe vormen werden ook gebruiksvormen gehandeld.

 
Pfeifenstiel
Pijpensteel van het type "M.Kesselhum 1", Mannheim 1681

Pfeifenkopf

Pijpenkop van het type " Hans Minch 1",
Frankenthal, 1660/70
 

Naast de inheemse markt leverden sommige pijpenmakers van Mannheim/Frankenthal soms wel ook aan andere streken, waarvan het zuiden van de Voor-Rijn een belangrijk afzetgebied voorstelde. Hieromtrent moet men nochtans vaststellen dat het niet zeker is of dit export werkelijk plaats gevonden heeft. Men moet immers met de mogelijkheid rekening houden dat de gevonden pijpen tot gebruikers behoorden, zoals reizigers en in het bijzonder soldaten, die zich voorzien hadden op de plaats van aanmaak.


 
nach oben
 


No. 16/2003, p. 88-98
Ralf Kluttig-Altmann/Martin Kügler: Beweging in Saksen. Een bijdrag over de emancipatie van het duitse kleipijpenonderzoek

Een terugblik op de ontwikkeling van het kleipijpenonderzoek in Duitsland toont aanzienlijke vorderingen aan. De aanvankelijke afhankelijkheid ten opzichte van het buitenlandse onderzoek heeft zich in de laatste twee tot drie jaren veranderd in een brede zelfstandigheid. Dit is bijzonder opvallend wat Saksen betreft, waar uit de zitting 2002 van de Werkgroep voor de onderzoek naar kleipijpen vele nieuwe aspecten voortkwamen.

Pfeifen des Görlitzer Typs
Pijpen van het Görlitz type, varianten 1 en 2, gefabriceerd in de Oberlausitz, 2de helft van de 17de eeuw, met aangebrachte stem
 

Er bestond in Oost-Saksen in tot dan toe niet nauwkeurig gelokaliseerde plaatsen een zelfstandig ontwikkelde technologie die totaal afwijkt van de werkmethode met tweedelige mallen die men vroeger als veralgemeend beschouwde. Hedendaagse vondsten leiden tot de vaststelling van volgende technologie: handgebrachte versiering van de kop, aparte vorming van steel en kop met achteraf samenstellen, en verandering van kop-steel hoek na de montage. Helemaal nieuw is het bewijs dat pijpenkoppen aan de pottenbakkerschijf gedraaid werden, om achteraf met apart gerolde stelen samengesteld te zijn. Het aantal vondsten wijst bovendien erop dat men te doen heeft, ondanks het duidelijke kwaliteitsverschil tegenover de met de mal gevormde pijpen, met een technologie die succesvol was en jaren of tientallen jaren geduurd heeft.
Dit stelt een einde aan de theorie van een technologietransfer uit Nederland, eventueel langs Duitse tussenetappen, door reizende gezellen o.a. De nieuwe technologie ontstond omwille van een sterke lokale en regionale aanvraag naar kleipijpen en was geschikt, ondanks bepaalde beperkingen aangaande effectiviteit en kwaliteit, om zich lange tijd te handhaven en de regionale en zelfs supraregionale markt te verzorgen.
Voor de eerste maal hebben de waarnemingen op vondsten bewezen dat pottenbakkers kleipijpen vervaardigd hebben door gebruik te maken van hun eigen technologie. Daardoor werden verschillende archivalische aanwijzingen gesteund over de verbinding tussen de twee handwerken. Om die reden moet in de toekomst een versterkte aandacht besteedt worden aan de persoonlijke betrekkingen tussen de twee ambachten en aan de identiteit van de personen.

De keipijpenbakkerij was in de 17de en 18de eeuwen veel meer gevestigd als vroeger aangenomen. Naast 15 tot dan toe gekende plaatsen komen Belgern, Herrnhut(?), Leipzig, Meißen, Meuselwitz erbij en verdere aanwijzingen zijn te verwachten.
Nederlandse ingevoerde waren zijn in heel kleiner omvang te veronderstellen als vroeger gepostuleerd. Men moet er meer dan vroeger van lokale/regionale productie uitgaan. In de 17de eeuw heffen deze producten zich typologisch gedeeltelijk maar duidelijk van de ingevoerde pijpen af, terwijl in de 18de en 19de eeuwen het voorbeeld van Gouda perfect nagemaakt werd.
De emancipatie van het Duitse onderzoek die de Saksische omstandigheden aantonen betreft bijgevolg de archeologische, historische, technologische, typologische en methodische gebieden. In plaats van de vondsten gewoon voor te stellen en de fragmenten afgerond toe te wijzen is het vandaag mogelijk de vondsten gedifferentieerd en in een regionaal en omvattender context te bekijken. De thans te herzien opinie, wat Saksen betreft, van de vorsers over de dominantie en de monopolie van de Nederlandse kleipijpenbakkerij, valt voor andere Bundesländer ook in vraag te stellen.

Durchstechen des Rauchkanals

Doorsteken van het rookkanaal op een gewone pijp, volledig met een mal gefabriceerd, met rechte hoek en één as (Weiern)
 
nach oben




No. 16/2003, p. 99-104
Gerda Standke: Kleipijpen - Pijpenklei. Naar een geologische Geschiedenis van de grondstof

Het ontstaan en de verbreiding van kleien is aan bepaalde geologische omstandigheden verbonden, die in het bijzonder aan het Tertiair behoren. In de Saksische ruimte treden kleien vooral voor aan de zuidelijke rand van het tertiaire verspreidingsgebied, in relatief hoge lagen; klei kan er bijna oppervlakkig gewonnen worden, deels in kleigroeven, deels in kleischachten, of in dagbouw ontgonnen, dikwijls in verbinding met andere grondstoffen (bruinkool, grind).
Bepaalde kleivariëteiten kunnen voorkomen die bijzonder geschikt zijn voor het bakken van kleipijpen. Het gaat vooral om fijne, relatief vette kleien die wit worden bij het bakken. In de 18de eeuw gaven de pijpenbakkers van Waldenburg (Altstadt) de voorkeur aan de "Pijpenklei" uit de buurplaats Frohnsdorf, in de Thüringische vorstendom Altenburg, maar wenden zich nu en dan ook aan de ongeveer 40 km verre Grimma ruimte.


 
Karte

Tertiair verspreidingsgebied
(west noord Saksen en oost Thüringen) met betrekking tot belangrijke kleilagen en pijpenbakkerijplaatsen

 
nach oben



No. 16/2003, p. 105-112
Marita Pesenecker: Kleipijpenproductie in Grimma

De kleipijpenproductie begon in Grimma aan het einde van de 17de eeuw. Klei werd gehaald door de pijpenbakkers uit Groß- en Kleinpöhsig, waar de kleigroeven op de velden van de boeren lagen. De prijs bedrag voor een groot wijnvat 2 Taler en 14 Groschen, en het aangegeven jaarlijks verbruik bereikte in het einde van de 18de eeuw 10.000 kg. Sporadisch kochten de Waldenburgse pijpenmakers hun klei ook in Pöhsig.
Het aantal pijpenmakers schommelde. In de jaren 1740 waren er drie, later tussen vier en zes Meesters, die telkens andere mensen (gezellen, leerjongens) in dienst hadden. Heinrich Neumann bereikte een dominerende positie te midden van de pijpenmakers van Grimma en lag de prijzen vast voor de tabakspijpen in Grimma.
Alle pijpenmakers imiteerden de Hollandse pijpen et gebruikten grotendeels de naam van Meester "Frans Verzijl" uit Gouda; op de hiel bevond zich de "leeuw in de nederlandse tuin". Het assortiment verbreedt zich door de verandering van de rookgewoonten na 1800. Sedert het einde van de 18de eeuw werden de mallen in gebruik door een tingieter van Grimma vervaardigd.
Naast de inheemse pijpen werden in Grimma ook een groot aantal originele producten van Gouda gevonden. Uit de klacht door een pijpenmaker ingediend in het jaar 1799 blijkt dat pijpen van buiten uit, in het bijzonder van Hessen, ingevoerd werden in de streek. De productie van kleitabakspijpen eindigde in Grimma in het midden van de 189de eeuw.

 



Pfeifenkopf


Rijk versierde reliëf pijpenkop met portret van Friedrich August III, Keurprins van Saksen, en van zijn gemalin Amalia, gefabriceerd door Johann Gottlob Kramer in Grimma, einde 18de eeuw
Tonpfeifenfragment

 






Kleipijpenfragmenten uit het atelier van Johann Gottlob Kramer in Grimma, Mühlgasse 7, einde 18de eeuw

   
nach oben




No. 16/2003, p. 113-116
Ralf Kluttig-Altmann: Kleipijpen in Leipzig - (voorlopig) Besluit van archeologische opname. Een zeer vroege pijpenbakker in Leipzig

Het artikel markeert het (voorlopig) besluit van een reeks over kleipijpenvondsten uit Leipzig, die in de jaren 1990 aan 't licht kwamen. Betekenisvol voor het kleipijpenonderzoek in Saksen en in Duitsland is een jongst ontdekte bron, volgens dewelke Hans Thielmann, in het jaar 1656, geciteerd wordt als pijpenbakker in Leipzig. Hij wordt bijgevolg een van de oudste met de naam genoemde pijpenbakker van Duitsland.
Tot de slotsom kan onthouden worden dat vele van de in Saksen gevonden pijpen, die vroeger als producten van Gouda beschouwd werden, nu op grond van de nieuwe wetenschappelijke inzichten als Saksische fabricage verschijnen. Uit dit oogpunt bekeken moeten voortaan zowel de nieuwe vondsten in Saksen en in Duitsland als het handel van Goudse pijpen kritischer aangeschouwd worden.

 


 
nach oben




No. 16/2003, p. 117
Gerhart Mattuschka: Pijpenbakkerij in Leisnig

In de Saksische stad zou de kleipijpenproductie al in 1679 van economisch belang geweest zijn, maar het begin ervan is nog niet klaar. Op het einde van de 18de eeuw nam de productie toe. Pijpfragmenten die men in Leisnig vond tonen een grote gelijkenis met modellen van de naburige concurrenten uit Grimma en Waldenburg. De productie eindigde ongeveer rond 1830.




 
Tonpfeife

Kleipijpen uit de Lichtenberggasse in Leisnig, midden 18de eeuw
 
nach oben




No. 16/2003, p. 118-130
Bernd Standke: Over kleipijpernbakkerij in Waldenburg (Altstadt)

In Waldenburg (Altstadt) ontwikkelde zich een omvangrijke en kwalitatief merkwaardige ook productie van kleipijpen, die pas op het einde van de 19de eeuw stilviel. De bekende pijpenmakers alsook taltijke vondsten uit deze plaats worden in deze bijdrage voorgesteld. Ondanks de moeilijkheden met Keur-Saksen (vanaf 1806 Koningrijk van Saksen) en de resulterende hoge invoerrechten, blijken de wapens en de leuze van de keurvorst een favoriet motief te zijn voor pijpenkoppen. Precies zo als in Grimma werd er hier getracht door imitatie van de Goudse voorbeelden (steelafrollingen, hielstempel, kopdecor) de kleipijpen attractiever en meer bevorderlijk voor de verkoop te maken. Twee steelfragmenten identificeren Waldenburg (Altstadt) als een van de vervaardigingsplaatsen van de zogenaamde Zapfenberg-Pfeifen.

 
Zeichnungen

Kleipijpen gefabriceerd in Waldenburg in de 18de eeuw
Zeichnungen

Kleipijpen uit Waldenburg met de merk "W" op de zijde van de hiel
 
nach oben




No. 16/2003, p. 131-136
Walter Morgenroth: Johann Friedrich Böttger en het oprichten van zijn Meissnere tabakspijpenfabriek

Böttger, de uitvinder van het Europese porselein, hield zich sinds 1706 ook bezig met de vervaardiging van pijpen. Aanvankelijk produceerde hij pijpenkoppen uit roodbruine "Böttgersteinzeug". Van 1710 tot 1712 runde hij een eigen pijpenbakkerij in Meissen, die geleid werd door Johan Müller, een pijpenbakker stammende uit Wesel am Rhein. Müller was vroeger werkzaam geweest in Magdeburg en Bevern. In 1712 nam Müller de weinig florerende zaak over, maar stopte de productie in 1713 en keerde terug naar Wesel waar hij in 1729 stierf.

Pfeife

Tabakspijp in rood-bruin plateel van Böttger, gefabriceerd in Meissen in 1712

In de pijpenbakkerij werden in 1712 ook langstelige kleipijpen uit roodbruine "Böttgersteinzeug" vervaardigd. Wegens belangrijke moeilijkheden bij het bakken werd de poging niet voortgezet. Van deze pijpen werden slechts twee exemplaren bewaard.

 
 
nach oben




No. 16/2003, p. 137-142
Gisela Murken: Tabaksteelt en tabakshandel in het zuiden van Neder-Saksen

Sinds het midden van de 17de eeuw tot ver in de 20ste eeuw bleek tabaksteelt, tabaksverwerking en -handel een onontbeerlijke bron van inkomsten te zijn in het Zuid-Neder-Saksisch gebied. Vooral het Leinedal en de plaatsen Northeim, Nörten-Hardenberg, Bovenden bij Göttingen, en het Eichsfeld worden vanuit dit oogpunt nader bezien. In het Eichsfeld is de tabaksteelt al sinds 1660 bewezen. Talrijke schriftelijke bronnen staven aanschouwelijk hoe deze activiteit zich 300 jaar lang handhaafde in de streek. Ze overleefde ziekten, handelsmoeilijkheden veroorzaakt door onenigheden, taksverhogingen en druk van de concurrerende invoerproducten, tot ze in het midden van de 20ste eeuw onrendabel werd.

 




Tabaksfeld


Tabaksveld in de Eichsfeld rond 1930
 
nach oben




No. 16/2003, p. 143-149
Jorge Kulemeyer: Rookpijpen van de vroege pottenbakkerskunst uit de archeologische vindplaats van Moralito, Argentinïe
Pfeifenkopf  


De pijpenkoppen uit klei die tot de San Francisco cultuur behoren kunnen zeer precies in de 2de eeuw na Christus gedateerd worden. Naast gladde modellen werden er gevonden die versieringen droegen met betrekking tot de menselijke gestalte. Hallucinogene planten werden gerookt, waarbij de stelling geponeerd werd dat het motief van de pijpenkop gekozen werd in overeenkomst met de verwachte hallucinatie De inlanders rookten alleen maar in groep en met rituele doeleinden.





Pijpenkop met menselijke gestalte uit de San-Francisco Cultuur in Moralito, 2de eeuw na Chr.
 
nach oben




No. 16/2003, p. 149-152
Ralf Kluttig-Altmann/Martin Kügler/Henry Toms: Internationale Terminologie voor het kleipijpenonderzoek. Deel I: engels-duits

De aanwending van buitenlandse literatuur is nauwelijks te vermijden in het sterk door netwerken verbonden toestand van het kleipijpenonderzoek. Bij de vertaling van speciale begrippen kan men snel moeilijkheden ondervinden. Deze begrippen kunnen gebruikelijke woorden zijn die in het kleipijpenonderzoek een bijzondere betekenis bekleden die gewone woordenboeken niet openbaren. Of het gaat om speciale neologismen of afwijkingen die men vergeeflijk zoekt in de meeste woordenboeken. In deze omstandigheden kunnen in vertalingen snel misverstanden insluipen die later ongemerkt verspreid worden.
Om deze reden is het zeer belangrijk om de vakbegrippen te lijsten. De auteurs beginnen met een serie die zich eerst naar de spraken wendt van de landen met een sterke traditie in het onderzoek en daarom een groot aantal publicaties. Het onderhavige eerste deel van de internationale terminologie begint met het engels:

Internationale terminologie voor het onderzoek van kleipijpen

 
 
nach oben




Nieuwe vondsten


No. 16/2003, p. 153 f.
Gunnar Möller: Een interessante Stralsundere bouwbevinding - Kleipijpenstelen als pleisteronderlaag

Bij de sanering van het "St. Jürgen am Strande" klooster, Mönchstraße 41, kwamen begin 1996 tientallen kleipijpenstelen aan het licht. De pijpenstelen waren aan een dunne draad geregen en op de eerste verdieping, aan het zuidwesten muur, als vereffenende mat onmiddellijk op de tegels aangebracht onder de barokke pleister uit de bouwtijd van het huis (1753/54). Boven deze vereffeninglaag had men nog een rietmat als hechtonderlaag aangebracht Naar de bouwwerker zouden de kleipijpenstelen een oppervlakte van ongeveer 1,2 maal 1,5 meter gedekt hebben.
De langste steelfragmenten zijn 43 cm lang, de kortste 4 cm, en de meeste 10 tot 12. De bewaarde mondstukken, alsook de andere steelgedeelten, tonen geen gebruiksporen aan. Het zou dus kunnen gaan om een secundair gebruik van afval. Naar de steelaanschrijvingen te oordelen zou men te doen hebben met Hollandse fabrikaten of Duitse imitaties, waarvan de oorsprong nog te onderzoeken zouden vallen.
Het idee om kleipijpen(afval) als vereffeningsmateriaal of pleisteronderlaag te gebruiken is zeker meer uitzonderlijk dan geregeld; niettemin bewijst deze bevinding de grote individualiteit en de vindingrijkheid van de mensen om een nog zinvol gebruik te vinden voor afval.

 
 
nach oben




No. 16/2003, p. 154-159
Daniel Schulz: Smoking - No Smoking. Pijpenroker in het Schloss Ludwigsburg, Württemberg

In het Schloss van Ludwigsburg werden bij een restauratie graffiti gevonden van pijpenrokers, die uit de bouwtijd van het kasteel, rond 1725-1735, stammen. Rokers van klassieke kleipijpen - vermoedelijk Duitse werklui of gezellen - en rokers van pijpen met floraal decor - Italiaanse en Kroatische werklui - worden voorgesteld. Bij het bouwen van het kasteel heerste een multicultureel gewoel. Niet alleen topkunstenaars toestroomden uit Italië, Oostenrijk en Bohemen, maar ook eenvoudige handwerksmannen.

Zeichnung

Pijproker nr.1, een Croaat
 

De pijpen helpen de voorgestelde mensen aan een bepaalde cultuur te verbinden. Bijzonder belangwekkend is de karikatuur van een Kroaat. Aan de hand van de typische floraal versieringen en aan de das wordt hij geïdentificeerd. De Kroatische nederzetting in Ludwigsburg heet vandaag nog "Krawattendörfle", naar de talrijke Kroaten en hun karakteristieke halsdoeken.

 



Zeichnung

Karikatuur van een pijproker
 
nach oben



No. 16/2003, p. 159-164
Maren Weidner: Kleipijpenvondsten uit de Hamburger Reichenstraße

Te midden van de vondsten is een bijzonder hoog aantal kleipijpen die duidelijk aan Duitse werkplaatsen toegezegd kunnen worden. Voor Hamburg waren in de tweede helft van de 18de eeuw naast Altona en Hannoversch Munden vooral Wahmbeck, Großalmerode en Uslar de voornaamste leveringsplaatsen. Bijzonder opvallend is de opstapeling van pijpenstelen met de namen Knecht en Goebel. De reeds herhaalde waarneming wordt gestaafd dat de pijpenbakkers in Zuid-Neder-Saksen en Noord-Hessen Goudse merken kopiëren. De zijdemerk "wapen van Gouda" wordt vervreemd tot een gedeelde schild met ingedrukte punt, zodat de plagiaten goed erkenbaar zijn.

 
 
nach oben




No. 16/2003, p. 165-170
Wojciech Siwiak: Pijpenvondsten van de 17de en 18de eeuwen uit archeologische opgravingen in het stadsgebied van Bydgoszcz (Bromberg)

De overwegend uit de 18de eeuw stammende pijpen zijn, naar hun merken te oordelen, geen import uit Nederland. Als aanmaaksplaats komt veelmeer Roscin (Rostin in de Neumark) in aanmerking, waar een fabriek vanaf ca. 1750 bedrijvig was, maar leveringen uit Weißenspring zijn ook door steelopschriften bevestigd. De kleipijpen alsook porseleinpijpenkoppen, waaronder een uit Tettau, bewijzen het drukke internationale handel van de stad op het einde van de 18de eeuw. De functie van een kleine plaquette uit hoorn met het beeld van een roker is nog niet achterhaald.

Plakette  

Die Funktion einer kleinen Plakette aus Horn mit dem Bild eines Rauchers ist noch nicht geklärt.

 


Plaquette uit hoorn
met beeld van een pijproker,
rond 1800, diameter 31 mm






Tonpfeife

Kleipijp met eivormige kop gevonden in Bydgoszcz, einde 18de eeuw
 
nach oben




No. 16/2003, p. 170-180
Natascha Mehler: Oud en nieuw over tabak en kleipijpen is Ijsland

De beschouwing, zowel van de schriftelijke bronnen als van de gehele archeologische ondervindingen wijst dat de IJslander ongeveer in het tweede decennium van de 17de eeuw voor het eerst in contact kwam met het tabak. Vanaf die periode verbreidde zich zeer vlug het gebruik van tabak door middel van kleipijpen op het hele eiland. De nodige tuigen, tabak en pijpen, kwamen of langs legale wegen via Deense handelspartners of langs illegale wegen via buitenlandse smokkelaars naar IJsland. Talrijke vindplaatsen verduidelijken dat daarbij Hollandse producten domineerden; een groot aantal pijpen stammen uit Denemark, terwijl weinig stukken van het gevonden materiaal uit Engeland, Zweden of Duitsland konden geïdentificeerd worden.

Pfeifenfragmente

Fragment van een hielpijp gevonden in Viðey,
vermoedelijk van Nederlandse afkomst, ongeveer 1650-1675

 




Pfeifenkopf und Fersenpfeife

Pijpenkop uit porselein van Johann Carl Christoph Pabst in Uslar/D, 19de eeuw, en hielpijp van Johan Adolph Rømer uit Nørre Sundby/DK, rond 1800
 
nach oben




No. 16/2003, p. 180-189
Richard Gartley: Duitse neuswarmertjes uit uitgravingen in de VSA

Een brede overzicht werd gegeven over gevonden pijpenkoppen met floraal decor uit de 19de eeuw die van Großalmerode en Uslar naar de VSA werden ingevoerd. Daarbij zijn, naast algemene voorstellingen (filosoof, Hercules, vrouwenkoppen, Turken), vooral portretten van belang van Amerikaanse politici en presidenten. Die kunnen op een paar jaar na gedateerd worden, daar de populariteit van de pijpen van de loopbaan van de politicus afhing. Daarbij moet men op de vroegere mening verzichten volgens dewelke zulke pijpen liever door slaven gerookt waren.

Philosophenkopf

Filosoofkop uit de pottenbakkerij van John Tabor in East Alton, New Hampshire

Het is bewezen dat zulke pijpen vervaardigd waren in fabrieken gelegen in Ohio, New Hampshire en Virginia. De inheemse productie was weliswaar kwalitatief minderwaardig, maar de fabrikanten konden de gestoorde handelsomstandigheden veroorzaakt door de burgeroorlog in hun eigen belang gebruiken.

 

Gesteckpfeifenkopf

Pijpenkop in geglazuurd plateel uit Großalmerode, met het portret van een philosoof uit de Oudheid, gevonden in Fort Sanders, Wyoming


Porträtpfeife

Pijp met het beeld van Frank Pierce, Amerikaanse voorzitter 1853-1857, gevonden in het San Juan eiland
 
nach oben




No. 16/2003, p. 190 f.
Martin Kügler: Het diploma van gezel van Johannes Wilhelm Dorn van 1777

Voor het eerste maal werd er een diploma van gezel ontdekt in Grenzhausen (Westerwald), dat ondergeschreven werd door Peter Dorn, Eerste Meester van de pijpenbakkers in het toenmalige graafschap van West-Neuwied. De nieuwe gezel, J.W. Dorn werd in 1756 geboren en is een verre bloedverwant van de Eerste Meester.Hij stamde uit een arme pijpenbakkersfamilie, werd in het jaar 1781 Meester maar overleed reeds in 1796. Het document is een zeldzame getuigenis van het leven van een eenvoudige pijpenbakker in de 18de eeuw.

Brief

zoom

Diploma van gezel van Johann Wilhelm Dorn in Grenzhausen, 1777

 
 
nach oben


No. 16/2003, p. 192
Natascha Mehler: Een verhaal over de veelvuldige gebruiken en nutten van het tabak

De mondelinge overlevering vertelt dat in het begin van de 20ste eeuw een man zijn hemorroïden met tabak behandeld zou hebben - en dit met succes.
 
 
nach oben


No. 16/2003, p. 193
Heinz-Peter Mielke: Aantekeningen over een kleipijpenproductie in Veneto

Naast glaspijpen, vervaardigd door glasmakers uit Murano, werden in Veneto oof kleipijpen gemaakt: in Chioggia, Bassano del Grappa en in Piazzola sul Brenta. Een van deze manufacturen bestaat nog in Bassano, maar is ondertussen naar wortelhout overgegaan.

 

Home
KnasterKOPF
Werkgroep
 
Sitemap
Contact
Impressum

Letzte Aktualisierung: 28.11.2013