No. 10/1997, p. 1-51
Bernd Standke: Over de kleipijpen fabricage in Grimma (Sachsen)
Een kritische benutting van de technologische literatuur bronnen
uit de 18de en 19de eeuw documenteert de economische betekenis van
de kleipijpen productie in Grimma. Met de fabricage van kleipijpen
werd aan het einde van de 17de eeuw begonnen en werd tot het midden
van de 19de eeuw voortgezet. Voor het eerst worden vondstcomplexen
en losse vondsten uit Grimma wetenschappelijk bewerkt.
Fersenpfeife des Pfeifenbäckers
Johann Gottfried Gräfe in Grimma,
Ende 18. Jahrhundert
|
|
De vondsten zij bijna allemaal afkomstig van lokale werkplaatsen
en kunnen voor een deel aan individuele pijpenmakers worden
toegeschreven. Lijsten van inwoners maken het mogelijk de
locaties van de werkplaatsen in de stad te bepalen. De opgraving
van een pijpenoven kan hier slechts vermeld worden omdat de
voor het onderzoek verantwoordelijke instantie de uitwerking
van het vondstmateriaal nog niet afgesloten heeft. Importwaar
uit Nederland of uit andere Duitse productie plaatsen komen
zelden in het vondstmateriaal voor. De besproken fragmenten
zijn representatief voor de kleipijpen productie van Grimma
voor de veronderstelde periode, waardoor vondsten die op andere
plaatsen gebruikt zijn in de toekomst makkelijker te identificeren
zijn.
|
|
|
No. 10/1997, p. 51-56
Walter Morgenroth: Een pijpenkop uit Siderolith
Er wordt een pijpenkop uit bruin gekleurde klei, vergelijkbaar met
het door Josiah Wedgwood in Engeland ontwikkelde steengoed, besproken.
Op grond van het op de pijpenhals ingestempelde inscriptie "13
Leyhn" kan de pijpenkop aan de aardewerkfabriek van Philipp
Eugenius Leyhn in Pirna, Sachsen toegeschreven worden. De pijpenkop
werd vermoedelijk rond 1830 gemaakt. In 1812 kreeg Leyhn toestemming
om kleipijpen in Wermsdorf te vervaardigen. In 1815 stichtte hij
een grote fabriek in Pirna en vervaardigde hier kleipijpenkoppen
uit bont gekleurd steengoed. Karakteristiek is de meestal ongeglazuurde
en achteraf geverniste en vaak gelakte buitenkant. Producten van
deze soort, die met steengoed overeenkomen, werden onder de merknaam
"Siderolith" verkocht. De aardewerkfabriek Schiller &
Gerbing, die in 1829 in Böhmen opgericht werd, benutte deze
naam eveneens voor haar producten en fabriceerde net als Leyhn kleipijpenkoppen
van gekleurd steengoed, die vaak met Turkse pijpen verward worden.
|
|
Fersenpfeife mit der Innenmarke "WS",
Weissenspring (?), Ende 18. Jahrhundert
|
No. 10/1997, blz 56-59
Uwe Fiedler: Twee pijpenkoppen en een steelfragment uit Lebus aan
de Oder
De bij opgravingen in Lebus ontdekte kleipijpen fragmenten uit de
18de eeuw kunnen in de Pruisische kleipijpenfabriek in Rostin gemaakt
zijn. Waarschijnlijker is dat zij uit Weissenspring betrokken werden,
zoals de steeltekst van een exemplaar doet vermoeden.
|
|
No. 10/1997, p. 59-63
Rüdiger Articus: Pijpen uit Altona
Een aantal van de nieuw ontdekte kleipijpen-fragmenten bevestigt
de tot nu toe alleen uit schriftelijke bronnen bekende werkzaamheid
van een pijpenmaker in Altona. Op twee pijpenstelen staat de naam
van de maker Johann Jacob Hoffkamp, die in 1777 met de productie
in Altona begon; andere stelen dragen de naam van de fabricageplaats.
Hierdoor kunnen enige andere, niet van een aanduiding voorziene
fragmenten door vergelijking met de wel van een aanduiding voorziene
stukken, op grond van de typische versiering als producten uit Altona
worden aangemerkt.
Tonpfeife von Johann Jakob Hoffkamp in Altona, letztes
Viertel 18. Jahrhundert
|
|
|
No. 10/1997, p. 63-66
Zacharias Conrad von Uffenbach: Merkwaardige reizen
De uit Frankfurt afkomstige patriciër Zacharias Conrad von Uffenbach
(1683-1734) reisde in het begin van de 18de eeuw door Duitsland en de
omliggende landen. In zijn posthum gepubliceerde reisbericht beschrijft
hij een wonderlijk rookapparaat, die hij in het rariteitenkabinet van
de Abt Schmidt in december 1709 in Helmstedt gezien heeft.
|
|