No. 12/1999, p. 1-4
Martin Kügler: Verslag van de 12de bijeenkomst van de Arbeitskreis
zur Erforschung der Tonpfeifen van 22 tot 24 mei 1998 in Passau
Op uitnodiging van het Oberhaus museum in Passau waren 33 deelnemers
aanwezig. De naar aanleiding van de tentoonstelling "Ritterburg
und Fürstenschloss" uitgewerkte vondsten van kleipijpen
van de vesting Oberhaus, voornamelijk afkomstig uit de 17de eeuw,
werden door M. Kügler gepresenteerd. R. Kluttig-Altmann berichtte
over kleipijpen uit Leipzig en de eerste uitkomsten van een inventarisatie
van de nieuwe vondsten uit de periode 1990-1997 (Knasterkopf No.
11/1998, p. 49-55 en No. 12/1999, p. 74-82). Vondsten uit Rendsburger
Neuwerk werden door M. Weidner gepresenteerd (Knasterkopf No. 12/1999,
p. 4-13) en W. Morgenroth weidde zich aan de ontwikkeling van de
insteek steel voor pijpen. Pijpen uit de Adriatische zee waren het
thema van de bijdrage van R. Articus (Knasterkopf No. 12/1999, p.
60-73). Lutz Libert vertoonde de in 1997 gereedgekomen documentaire
film "Tabakanbau in der Uckermark". De excursie ging naar
de grafietmijn Kropfmühl, het keramiekmuseum Obernzell, de
sigarenfabriek Wolf en Ruhland in Perlesreuth en het snuiftabakmuseum
Grafenau.
|
|
|
No. 12/1999, p. 4-13
Maren Weidner: Archeologische vondsten uit Rendsburger Neuwerk
In de Rendsburger Neustadt, Sleeswijk-Holstein werden bij opgravingen
talrijke skeletten gevonden. De doden werden kennelijk in grote haast
en zonder grafkist begraven. Tussen de botten werden talrijke fragmenten
van kleipijpen gevonden, die niet alleen vanwege de datering van de
begrafenissen, maar ook om inzicht te krijgen over de omstandigheden
werden onderzocht. Het eerste vermoeden, dat het zou gaan om slachtoffers
van de pest, kan niet eenduidig bevestigd worden, omdat de laatste
pestepidemieën uit 1705 en 1711 bekend zijn en de kleipijpen
wezenlijk jonger zijn. De kleipijpen hebben vermoedelijk geen directe
relatie met de opgegraven skeletten. Indirect geven ze echter wel
een belangrijke aanwijzing voor de datering van de skeletten, die
tot nu toe nog niet antropologisch konden worden onderzocht, omdat
bij talrijke schedels slijtage van de tanden aanwezig is: steeds vier
tanden, de hoektanden en de eerste kies, boven en beneden, zijn zo
sterk afgesleten dat een rond gat ontstaan is dat alleen maar het
resultaat van jarenlang intensief roken van kleipijpen kan zijn.
Menschlicher Schädel mit Abrasionen der Zähne
vom Pauli-Friedhof in der Brandenburger Neustadt
|
|
No. 12/1999, p. 14
Rüdiger Articus: Een kleipijp uit het Westerwald uit
Sleeswijk-Holstein
Er worden niet vaak producten van pijpenmakers uit het Westerwald
in Sleeswijk-Holstein gevonden. Een van deze vondsten kan
vanwege de tekst op de steel als een product van de in Hilgert/Westerwald
werkzame pijpenmaker Johannes Radermacher (geboren 1745, gestorven
1802) geïdentificeerd worden.
Stielfragment mit der Aufschrift "IOH
/ ANN // ES:R / ADE // RMA / CHE",
Hilgert/Westerwald Ende 18. Jahrhundert
|
|
|
|
|
|
No. 12/1999, blz 15-25
Richard Riemann: Vondsten van kleipijpen in Petershagen-Windheim
Op de velden bij Petershagen-Windheim konden meer dan 1100 fragmenten
van kleipijpen worden geborgen. Zij dateren overwegend uit de 18de
eeuw en zijn producten van Duitse pijpenmakers zoals Johann Friedrich
Iser uit Hildesheim, Johann Thomas Erdmann uit Holzminden en Elias
Noll uit Wahmbeck en van onbekende producenten uit Hameln, Münden
Uslar en Groszalmerode. Andere fragmenten zijn van pijpen die uit
Gouda en Amsterdam geïmporteerd zijn.
Stielfragment von (Gerhard Johann ?) Friedrich Göbel
in Großalmerode, Anfang 19. Jahrhundert
|
|
No. 12/1999, p. 25-29
Klaus-Peter Schweickert: Kleipijpen vondsten uit de Aller in
Walbeck (Ohrekreis)
Enkele van de in Walbeck gevonden kleipijpen zijn van Nederlandse
oorsprong. Een groot aantal fragmenten heeft de steeltekst "C.
H. BOSSE/IN WALBECK". Deze zijn met zekerheid als productie
afval van de genoemde pijpenmaker te identificeren. Kleipijpen die
aan beide kanten van de steel de tekst "VIVAT LU(NEBURG)/(BR)AUNSCH(WEIG)"
hebben, kunnen eveneens in Walbeck geproduceerd zijn, maar dit is
nog niet bewezen.
Fersenpfeife mit stilisierten Blättern, die
den Kopf einfassen,
Fehlbrand einer Pfeifenbäckerei in Walbeck, Ende 18. Jahrhundert
|
|
Meerschaumpfeifenkopf, sog. Schwanenhals, aus Lemgo
(?), um 1820
|
No. 12/1999, p. 30-59
Walter Morgenroth: "Meerumwoben - schaumgeboren ..."
Het einde van een sage. Vervaardiging van meerschuimpijpen in de 17de
en 18de eeuw
Meerschuimpijpen maken vanaf het begin van de 17de eeuw deel uit van
de Turkse cultuur en via de Duitstalige landen raakten zij als oorlogsbuit
ook in het bezit van christelijke rokers. De legende over de schoenmaker
in Budapest, van wie verteld wordt dat hij in 1723 de eerste snijder
van meerschuimpijpen was, kan definitief naar het rijk der fabelen
worden verwezen. Reeds voor deze tijd werden meerschuimpijpen uit
Turkije aan de Balkan geleverd en van daar verder verhandeld. Rond
1750 begon de verwerking van meerschuim in Ruhla (Thuringen) en Lemgo
(Westfalen); in het begin werden uit Turkije grof gesneden meerschuimblokken
betrokken en in Duitsland verder verwerkt. In de eerste helft van
de 18de eeuw werden ruwe onbewerkte meerschuimblokken in geringe hoeveelheden
uit Turkije betrokken. Een duidelijke vergroting van de productie
kwam door de uitvinding van het zogenaamde "kunstmatige meerschuim".
Het was nu mogelijk het afval van de blokken te persen, hetgeen vervolgens
net als het echte meerschuim tot pijpen gesneden kon worden.
|
|
No. 12/1999, p. 60-73
Rüdiger Articus: Kleipijpen uit Italië
Vier in de noordelijke Adriatische zee gevonden kleipijpen zijn
de aanleiding om een overzicht over de vervaardiging van kleipijpen
in Italië te schrijven. In een korte samenvatting wordt getoond
waarin de Italiaanse kleipijpen verschillen van die uit andere gebieden.
Het belangrijkste productiecentrum Chioggia, de districtshoofdstad
van de provincie Venetië, wordt nader belicht. De productie
van kleipijpen begon hier, vermoedelijk beïnvloed door Turkse
voorbeelden, al rond het midden van de 17de eeuw en werd in 1945
beëindigd.
Een karakteristiek kenmerk van de kleipijpenkoppen
uit Chioggia zijn de drie doorboringen tussen de manchet en
het binnenste van de pijpenkop. De producten kunnen op grond
van de vorm van de kop in drie perioden worden ingedeeld: voor
1750, van 1750 tot 1850 en van 1850 tot 1945. De jaarlijkse
productie bedroeg in het midden van de 19de eeuw nog 4 miljoen
kleipijpen. Pogingen om de, veelal slechts als nevenverdienste
bedreven pijpenmakerij, economisch te bevorderen mislukten en
konden de teruggang van de productie in de 20ste eeuw niet verhinderen. |
|
Vergrößerung
|
|
|
No. 12/1999, p. 74-82
Ralf Kluttig-Altmann: Kleipijpen uit Leipzig - Eerste voorlopig
bericht over de nieuwe vondsten vanaf 1990
De talrijke opgravingen in Leipzig sinds 1990 hebben ook een
groot aantal kleipijpen aan het daglicht gebracht. Tot nu
toe is ongeveer een derde van de vondsten onderzocht: In de
18de eeuw blijkt er een duidelijke dominantie van producten
uit Gouda te bestaan. De steelteksten en de merken tonen leveringen
van de volgende pijpenmakers aan: Jan van der Dus, Jan Danens,
de familie de Jong, Hendrik Mandshofd, J. de Vos, Arij van
der List en Peter Versluijs - de meeste kleipijpen werden
echter door de Verzijl familie geproduceerd. In tegenstelling
hiermee werden slechts enkele Nederlandse producten uit de
17de eeuw gevonden en slechts enkele kleipijpen kunnen aan
andere productie plaatsen zoals Grimma in Sachsen toegeschreven
worden. Deze bevindingen, die met het oog op de algemene verspreiding
van Kleipijpen in Duitsland afwijkend is, zal bij de verdere
bewerking van de vondsten uit Leipzig kritisch moeten worden
onderzocht. Een tot nu toe niet nader te determineren stuk
is een grote kop met een bijbehorend groot hielmerk.
|
|
Fersenpfeife mit überdimensioniertem
Kopf und
der Fersenmarke "gekröntes Kleeblatt",
flankiert von "R" und "B",
Provenienz und Datierung unbestimmt
|
|
|
No. 12/1999, p. 83-88
Günter Unteidig: Een pijpenoven uit Grimma in Sachsen
De kleipijpenproductie in Grimma, Noordwest-Sachsen, is op grond
van archiefonderzoek en op grond van enkele archeologische vondsten
door Bernd Standke onderzocht en gepresenteerd (Knasterkopf No.
10/1997). Het is nu voor het eerst mogelijk om over een pijpenoven
te berichten. De familie Kramer vervaardigde van 1792 tot in het
midden van de 19de eeuw in het huis nr. 7 in de Mühlenstasse
in Grimma kleipijpen. De oven werd van een ter plaatse eerder werkende
pottenbakker overgenomen. De aan de stadsmuur gesitueerde oven werd
voor het bakken van kleipijpen omgebouwd. Het vuur bevond zich voor
de oven en de hitte, de vlammen en de rook werden via kanalen door
de ovenruimte geleid. Op het rooster, uit platen pijpenklei gemaakt,
konden de bak-vormige pijpenpotten opgestapeld worden, die bij het
bakken door de vlammen omgeven werden.
Pfeifenofen von E. Günther beim Übergang von der Brikett-
zur Holzfeuerung, Hilgert 1990
|
|