KnasterKOPF
En français

English Edition

Deutsche Ausgabe



No. 20/2009 (in German)

No. 19/2007 (in German)

No. 18/2005

No. 17/2004

No. 16/2003

No. 15/2002

No. 14/2001

No. 13/2000

No. 12/1999

No. 11/1998

No. 10/1997

No. 9/1997

No. 8/1996

No. 7/1995

No. 6/1992

No. 5/1991

No. 4/1991

No. 3/1990

No. 2/1990

No. 1/1989


KnasterKOPF 17/2004

Inhoud

Beste lezer ...


Lopende Notulen

Natascha Mehler/Martin Kügler:
17de sessie 2003 van de "Arbeitskreis Tonpfeifen" in Heidelberg

John Rogers:
De sessie 2003 van de "Society for Clay Pipe Research"

Fred Tijmstra:
De "pijpendag" 2003 van de "Pijpelogische Kring Nederland"

Martin Kügler:
Jaarlijkse samenkomst 2003 van de "Académie Internationale de la Pipe"



No. 17



Van het onderzoek

Rüdiger Articus:
"Es hat dieses artige Geschlecht mit dem Mannsvolck gleiches Recht" - Vrouwen en tabac

Karl Baeumerth/Martin Kügler:
Materialien voor het bakken van pijpen in Marburg an der Lahn

Michaela Hermann:
Nieuws over de "Bilderbäcker" van Augsburg

Rainer Immensack:
Ulmerse maserhoutpijpen

André Leclaire:
Kleingereedschap voor het herstellen van kleipijpen in de verzameling van het Georges Borias Museum in Uzès/Frankrijk

Katarzyna Meyza:
De herstelling van kleipijpen in een Warschause pottenbakkerswerkplaats uit van het eind van de 17de en de eerste helft van de 18de eeuw

Barnabas T. Suzuki:
Het verschaffen van Nederlandse emigranten in Japan met kleipijpen in de 17de en 18de eeuwen.

Ralf Kluttig-Altmann/Martin Kügler:
Internationale terminologie van het kleipijpenonderzoek. Deel II: Nederlands- Duits

Ralf Kluttig-Altmann/Martin Kügler:
Internationale terminologie van het kleipijpenonderzoek. Deel III: Frans - Duits

nach oben


Nieuwe Vondsten


Gudrun Noll:
Erfurtse kleipijpenvondsten

Bernd Standke:
Kleipijpenvondsten in de Pottenbakkersstraat van Grimma

Thomas Weitzel / Martin Kügler:
Kleipijpenfragmenten - Een reservemateriaal op een strooiveld in Barenburg, stadswijk van Emden

Natascha Mehler:
Aarde schoenen - Botvormige pijpen en andere eigenaardigheden van de de 17de eeuw van Beieren en Oostenrijk.

Ralf Kluttig-Altmann:
Een raadselachtig voorwerp uit het ambacht van de pijpmaker

Rory Dunlop / Natascha Mehler:
Nieuwe kleipijpenvondsten uit Bergen, Noorwegen

Martin Kügler:
Vederlicht en onbreekbaar, maar slechts voor nietrokers - Pijpen uit celstof

Martin Kügler:
Pijpen uit chocolade

Wolfgang Cremer:
Prestige pijpen van de Batak op Sumatra

André Dehaybe / Martin Kügler:
Kleimijnbouw in Andenne

Martin Kügler:
Kastje, pijp en zijdelint -Een geboortedagsgeschenk uit het jaar 1815

Elisabeth Huwer:
In geval van nod - Een goeie(?) truc om een gebroken pijp samen te kleven in 1748

Rüdiger Articus:
Een raadsel aangaande kleipijpen

 

Index van geciteerde werken

J. van der Meulen: Goudse pijpenmakers en hun merken. Leiden 2003.

S. Paul Jr. Jung: Pollocks of Manchester: Oxford 2003.

André et Mariette Leclaire: Les pipes en terre Job Clerc. Bagnols-sur Ceze 1999.

Maurice Raphaël: La pipe en terre à Marseille. Nice 2003.



Boekaankondiging

Bibliografie van nieuwverschenen literatuur


Notities

Mededelingen en zittingsaanwijzingen


Annex

Adressen van de uitgever en van de medewerkers

Afkortingen

 

Grenzgebied van het kleipijpenonderzoek

 


Rüdiger Articus:

"Es hat dieses artige Geschlecht mit dem Mannsvolck gleiches Recht" - Vrouwen en tabac

Een fundamentele mening voor de oudere geschiedenis van de tabaksconsumptie door vrouwen is nog hangend. Het roken, in het bijzonder het pijproken, schijnt oppervlakkig beschouwd een mannelijk domein te zijn geweest, maar voor de tijd rond 1600 vrouw wordt er reeds vermeld met betrekking tot roken en kleipijpen in Engeland en Denemarken.
Tijdens de 17de eeuw tonen archivistische, literaire en ook figurative bewijzen aan dat in het bijzonder de vrouwen van lagere lagen en van de landelijke bereiken rookten. Ook onder de huisproducenten van de 18de eeuw schijnt roken net als wijn en koffie drinken, cafébezoek en spelkaarten gebruikelijk geweest te zijn. Zulke vormen van gelijkheid van gedrag inzake verbruik van boerinnen en huiswerksters worden als een gevolg van hun mogelijkheden van economische invloed in de familie gezien. Er zijn in het bijzonder talrijke voorbeelden van rokende vrouwen voor de 19de eeuw in het gebied van Holstein.
Aan het eind van de 19de eeuw werden vrouwelijke rokers nochtans slechts gevonden binnen de randgroepen van het platteland. Wat in dit bereik vroeger getolereerd of gebruikelijk was, werd in de einde van de 19de eeuw de attribuut van oude personen en buitenstaanders. In de 20e eeuw was het juist op het platteland dat het roken bij de vrouwen het sterkst veroordeeld werd. In de edele milieu's, werd het verbruik van tabak min of meer intensief volgens de hoven door de vrouwen uitgeoefend, bij voorkeur onder de vorm van snuiftabak. In de burgerlijke maatschappij werd tegen alle tijden het roken minder gemeen onder de vrouwen. Opmerkelijk genoeg werd het roken reeds vrij vroeg in de 18de Eeuw een aanwijzing van emancipatie voor de vrouwen.


 
Familie

Beeld: Familie van de Volmacht Hansen in de Kronprinsenkoog bij Marne, Gouache uit het jaar 1796 van Niclaes Peters Hermanns Sohn (1766-1825).

 

nach oben

 

 

Karl Baeumerth/Martin Kügler:
Materialien voor het bakken van pijpen in Marburg an der Lahn

 
 


Hier worden voorgelegd de tot dusver niet gepubliceerde biografische gegevens van 26 pijpenbakkers in Marburg van 1679 tot het midden van de 19de eeuw. De oudste documenten noemen in 1679 NN Strack, één vroegere militair, die pijpen maakt, en in 1690 Daniel Petit. Als op deze twee niets wordt gekend, op pijpenbakkers van de 18e eeuw bezit men uitvoerige aanwijzingen. Het materiaal toont in een eerste analyse aan dat talrijke pijpenbakkers van de plaats Grenzhausen in Westerwald naar Marburg immigreerden. Men moet de families van Hunnius/Honnius, Caesar, Oster, Klauer en Merkelbach noemen die gedeeltelijk in nauwe wederzijdse verband waren. Immigraties van andere plaatsen van vervaardiging van pijpen zoals Herborn en Allendorf blijven zeldzaam. De beste tijd die het ambacht schijnt ervaren te hebben is tussen 1750 en 1800, maar het kwam nooit voorbij een regionale betekenis aan. De laatste pijpenbakker Konrad Oster stierf in 1864.

 

nach oben

 

 

Michaela Hermann:
Nieuws over de "Bilderbäcker" van Augsburg

 
 


Bij de uitgravingen die van 1998 tot 2001 duurden, in Augsburg, Kitzenmarkt, in de vroegere tuin van het in 1803 gesloten Benedictijnse klooster van de heiligen Ulrich en Afra, werd een enorme kuil aan het licht gebracht, bevattend massa's van vroegmodern vondstmateriaal, onder ander dingen tafelgerei en structurele keramiek, glas, architectuurresten evenals vakmanafval van verschillende takken. Tot de vondst behoorde ook ongeveer 1500 zogenaamde pijpaarden beeldjes ("Pfeifentonfiguerchen") en ongeveer twee dozijn modellen in verschillende behoudsgraden, uit het eerste derde van de 16de eeuw. Het gaat waarschijnlijk in dit geval om afvalstoffen van handwerksman of voorraad van handelaar.


Figuren

Afb. 1: Augsburg, Kitzenmarkt 11, vrouwen in renaissance kledij.


De bijdrage geeft een eerste kort overzicht van de belangrijkste soorten en hun numerieke verdeling. Het hoofddeel omvat ongeveer 600 statuettes van het Kind Jesus en 520 vrouwelijke statuettes in Renaissance kleding. Daarnaast in kleiner aantal zijn er mannelijke beeldjes, paren, ruiters, musici, dieren en Heiligen. Naast velen beeldjes vaak huidig in verscheidene dozijn gelijkaardige exemplaren, zijn er kleinere uitgaven en bijzondere stukken, misschien "speciale productie". Daarbij is het merkbaar dat de beeldjes met zeer verschillende graden van zorg werden vervaardigd.
De hoeveelheid en de verscheidenheid van het vondstmateriaal, de speciale vondstomstandigheden in de tuin van het waarschijnlijk meest betekenende klooster in de koninkrijksstad Augsburg en in het bijzonder de goede dateringsmogelijkheden door ongeveer 500 muntstukken maken van de Augsburgerse massa de belangrijkste van deze categorie. Daarom wordt de buitengewone kans aangeboden hier voor een interdisciplinaire studie van deze complexe vondst, waarvan de mogelijkheden worden voorgesteld.

Figuren

Abb. 2: Augsburg, Kitzenmarkt 11, luitspelerinnen, spinsters en andere vrouwenfiguren.
nach oben

 

Rainer Immensack:
Ulmerse maserhoutpijpen

Onder het begrip van de Ulmer maserhouten pijpen vatten wij de productie van pijpen samen die van verschillende boomsoorten wordt gemaakt (iepeboom, erle, birke, esdoorn enz.) in de stad van Ulm alsook in het uitgebreide omringende platteland. Aldus komt het oudste archivistisch document (1695) niet uit Ulm zelf, maar uit Geislingen voort.
Twee basisvormen verschillen, de zogenaamde "Ulmer Kloben" met een verwijde hoek aan de lagere oppervlakte van de kop, en de Hongaarse vorm met smalle hoge kop, die altijd hoger is dan de pijphals. De koppen ervoeren speciale revaluatie door luxueuse montages, zilveren dekking en kettingen. De omvang van productie is nauwelijks begrijpelijk, aangezien de handel niet in een gilde werd georganiseerd en vaak slechts als supplementair inkomen werd uitgeoefend.

 

Grafik

Afb. 2: Blik in een pijpenmakerwerkplaats om 1835 met de verschillende werkstappen: vijlen, boren, toeschuiven en polijsten.
 

pijpe

Afb. 1: Ulmerse reuzenpijpenkop uit de tijd rond 1800 met een hoogte van 22,5 cm, op de kopzijde de Beierse Keurprinsenwapen.

 

nach oben

 

André Leclaire:
Kleingereedschap voor het herstellen van kleipijpen in de verzameling van het Georges Borias Museum in Uzès/Frankrijk

Een inzameling van 40 stempels wordt voorgesteld, die van ceramiek (klei) en metaal worden gemaakt voor het drukken van merken op kleipijpen. Die met peervormig houvast verstrekten stempels tonen rozetten, getallen ("46"), letters ("B", "AB", "TD") aan en kunnen door de vergelijking met vondsten van kleipijpen uit Saint-Quentin-la-Poterie aan pijpenmakers van deze plaats worden toegewezen. De stempels moeten daarom hoofdzakelijk in de tweede helft van de 19de eeuw in gebruik zijn geweest. Twee hulpmiddelen zijn verder het vermelden waard aangaande de steelversiering van de werplaatsen van Augustus Benoit en Louis Bruies in Saint-Quentin-la-Poterie.

Zeichnung
zoom

Afb. 1: De kleistempels.

Zeichnung
zoom

Afb. 2: Gereedschap voor de manuelle stemversiering uit de werkplaats van Auguste Benoit (boven) en van Louis Bruies (onder).
nach oben

 

Katarzyna Meyza:
De herstelling van kleipijpen in een Warschause pottenbakkerswerkplaats uit van het eind van de 17de en de eerste helft van de 18de eeuw


Zeichnung
Afb. 2: De kleitoebehoorden voor manchetpijpen.
 



Door de vernieuwde interpretatie van een vondst in Warschau kan het bewijs worden geleverd dat ook hier, in een potterij aan de rand van het oude deel van de stad, tijdens twee periodes, pijpkoppen werden vervaardigd. Hoewel slechts weinig voorbeelden van de productie van het eind van de 17de eeuw beschikbaar zijn, kunnen gegevens gewonnen worden dankzij de recente exemplaren van de eerste helft van de 18de eeuw. Een toebehoor voor het bakken met uitstekenende elementen waarop de koppen werden vastgemaakt werd gevonden.
Ook kan de eenvoudige koepeloven van de gevonden resten opnieuw opgebouwd worden. Het is kenmerkend dat in elk geval de kleipijpenresten uit beide periodes uit pottenbakkerswerkplaatsen komen, die modelkoppen, maar geen kleipijpen met doorlopende stemmen vervaardigden.

pijpekoppen

Afb. 1: Pijpekoppen uit de eerste helft van de 18de eeuw.
nach oben

 

Barnabas T. Suzuki:
Het verschaffen van Nederlandse emigranten in Japan met kleipijpen in de 17de en 18de eeuwen.

Reeds in 1585 en 1600 bereikten de Europese pijprokende naties Japan, maar het imperium bleef in hoge mate gesloten voor het contact. Een vestiging van Nederlandse kopers werd gemachtigd van 1613 tot 1641 slechts in Hirado, ong. 80 km ten noorden van Nagasaki, en werd later verwijderd naar Dejima. De uitgravingen op het gebied van de twee commerciële ondernemingen tonen duidelijk het feit aan dat de Nederlanders door gebrek aan ingevoerde kleipijpen van hun geboorteland gebruik maakten van metaalpijpen (Kiseru), of meer zelden van ceramiekpijpen (Oribe kiseru) ontwikkeld in Japan. Kleipijpen waren nog zeldzaam en kostbaar en konden slechts naar eind 17de eeuw in grotere hoeveelheden in Dejima worden ingevoerd, toen de productie in het geboorteland zich vollediger had ontwikkeld. Dit wordt duidelijk opnieuw weerspiegeld door de vondsten van de 18de eeuw, aangezien nu de kleipijpen van Nederlandse oorsprong zich in grote hoeveelheden voordoen en Kiseru slechts zelden wordt gevonden.

 

pijpe

Afb. 1: Kiseru uit de uitgravingen van het Hollandse handelshuis in Hirado.


Tonpfeifen waren noch selten und kostbar und konnten erst gegen Ende des 17. Jahrhunderts in größeren Mengen nach Dejima importiert werden, als sich auch die Produktion im Heimatland stärker entwickelt hatte. Dies spiegelt sich bei den Funden aus dem 18. Jahrhundert deutlich wieder, indem nun Tonpfeifen niederländischer Provenienz massenhaft auftreten und Kiseru nur noch selten zu finden sind.

pijpe

Afb. 2: Geglazuurde porseleinpijp "Oribe kiseru" van ca. 1620.
 
nach oben

 

Ralf Kluttig-Altmann/Martin Kügler:
Internationale terminologie van het kleipijpenonderzoek. Deel II: Nederlands- Duits

De reeks die in het 16/2003 volume van KnasterKOPF is begonnen wordt hier voortgezet met - naast het Engels - de belangrijkste taal in het internationale kleipijpenponderzoek. Meer dan 200 technische termen zijn vertaald en beschreven en vereenvoudigen zo het gebruik van de fundamentele literatuur van Nederland.

nach oben

 

Ralf Kluttig-Altmann/Martin Kügler:
Internationale terminologie van het kleipijpenonderzoek. Deel III: Frans - Duits

Eerder ongemerkt door het Duitse kleipijponderzoek, verschijnen talrijke bijdragen ook in Frankrijk en België voor de archeologie en de geschiedenis van de kleipijp. Om hun ontvangst in Duitsland te bevorderen, volgt nu de Franse versie op na de aangewezen lijsten van de Engelse en Nederlandse technische termen.

nach oben

 

Nieuwe Vondsten

 


Gudrun Noll:
Erfurtse kleipijpenvondsten

Sinds de jaren 1970 werden 547 pijpkoppen en 3636 steelfragmenten bewaard tijdens bouwbegeleidende onderzoeken in de stad Erfurt en de vondstomstandigheden werden gedocumenteerd. Het materiaal toont een breed spectrum, nochtans bevat het geen verwijzen naar de productie van kleipijpen in Erfurt zelf. Onder de ingevoerde goederen, hebben wij een pijp van het Reichard West in Mannheim uit het derde kwartaal van de 17de eeuw alsook meestal van Nederland ingevoerde goederen. Ook in de 18de eeuw werden kleipijpen vaak verwezen van Gouda, terwijl duidelijk slechts weinig levering van het Noorden Hesse en Zuid-Nedersaksen plaatsvond. Het Duitse type (Manschettpfeifen) wordt slechts eenmaal vermeld in het vondstmateriaal en geeft een speciaal geheim op, aangezien de geschikte negenkantige afgevlakte vorm van de kop in Zweden werd gevonden.

Pijpkop

Afb. 1: Pijpkop met ornamentele versiering uit Erfurt.
Pijpkopvorm

Afb. 2: Pijpkopvorm voor een pijpkop met ornamentele versiering uit Zweden.

 

 



Merke
 
Merke
 
Merke
 
Merke

Afb. 3: Merken op Erfurtse kleipijpenvondsten.
nach oben

 

Bernd Standke:
Kleipijpenvondsten in de Pottenbakkersstraat van Grimma

Wegens het verwoestende getijde, dat Grimma in Augustus 2002 trof, moest het huis in Toepferstrasse 8 afgebroken worden. Kleipijpfragmenten konnten worden bewaard daterend van tussen 1740 en ongeveer 1748, toen de bezitter Johann George Graefe was. Graefe was in 1740 burger van de stad geworden en werkte hier tot zijn dood in 1783. Op de 24 hielen en drie ronde bodem pijpen, onder de gebruikte merken, vinden wij de "bekroonde H" in twee varianten, de "windmolen" en het "springend hert".
Een klein gebied van de tuin werd secundair bezet met gladde kleischerven, die waarschijnlijk oorspronkelijk componenten van "cassettes" waren. Niets verwees er naar een oven.


Afb. 1: Kleipijpen van Johann Gräfe in Grimma, dat. 1740 tot ca. 1748.



Zeichnung


zoom

 
nach oben

 

Thomas Weitzel / Martin Kügler:
Kleipijpenfragmenten - Een reservemateriaal op een strooiveld in Barenburg, stadswijk van Emden

De kleipijpenfragmenten landden in Barenburg tijdens een periode van ongeveer 20 jaar als verzamelde vuil. Alle stukken waren in de hogere grondlaag in ongeveer 10 cm diepte en kwamen waarschijnlijk met het huisafval van de nabijgelegen stad aan op de velden. Een productie van kleipijpen kan in Emden niet bewezen worden; het was duidelijk eenvoudiger om de pijpen van de nabijgelegen productieplaatsen van Nederland in te voeren. De 43 vondststukken die in de catalogus worden gegrepen wijzen duidelijk op deze goedkeuring. Het overheersende deel is duidelijk als producten van Gouda te identificeren wegens de merken en de kopvormen, waarbij het gedeelte van pijpen uit de 17de eeuw zeer klein is.

Zeichnung

Afb. 1: Kleipijpenvondsten uit Emden.
nach oben

 

Natascha Mehler:
Aarde schoenen - Botvormige pijpen en andere eigenaardigheden van de de 17de eeuw van Beieren en Oostenrijk.


De hier voorbeeldig geïntroduceerde vondsten van Amberg, Kempten, Salzburg, Passau en Nuernberg zijn tot dusver de enige vertegenwoordigers van hun type in Beieren en Oostenrijk. Zij komen duidelijk uit tegen de talrijke kleipijpen die in Zuid-Duitsland worden gevonden, die slechts zelden met bekende kleipijpen van andere delen van Duitsland vergelijkbaar zijn en geleidelijk hun eigen "pijptraditie" uitkristalliseren.


pijpkop

Afb. 1: Geglazuurde pijpkop met den initialen "PSML" uit Kempten.
pijp

Afb. 2: Fragment met op zijn Turkse kop uit Salzburg.
pijp

Afb. 3: "Aarde schoenen" uit Passau.

Waar de copieën van Salzburg, Kempten, Passau en Nuernberg werden gemaakt, kan nog niet bij de huidige staat van onderzoek worden beantwoord. Het betreft een pijpkop, die aan nieuwe vondsten van Schlesien/Oostsachsen beantwoordt, door turkse pijpen geïnspireerd, een groene geglazuurde pijpkop met de initialen "PSML" op beide kanten evenals twee "schoe-pijpen": in het stuk van Passau wordt de kop ontworpen als een schoen, waarvan de punt (de steel) door een vis wordt geslikt; de nieuwe vondst van Nuernberg wordt volledig geschikt als een schoen (laars), waarvan de punt zeer lang uitloopt.

pijp
pijp

Afb. 4: "Aarde schoenen" uit Nürnberg.

 

nach oben

 

Ralf Kluttig-Altmann:
Een raadselachtig voorwerp uit het ambacht van de pijpmaker

Van de kasteelruïne Scharzfels dichtbij Scharzfeld/Suedharz komt een speciaal stuk, dat eerst geen gelijkenis met een kleipijp toont. Het is een 3 cm hoog muurdeel van een dik omheind hol voorwerp uit pijpklei met waarschijnlijk gespitste ovale dwarsdoorsnede, waarvan het fragment minder dan 1/4 blijkt te tonen van de algemene diameter die ongeveer max. 3,5 cm moet zijn. Op de gefacetteerde buitenoppervlakte en de hoogste kant van het fragment zijn drie tekens ("springend paard", "lelie", "trompeter"?) gedeeltelijk verscheidene keren gestempeld. Verticale, schuine en horizontale "randlijnen" schikken de oppervlakten in beeldstreken, die de verschillende merken bevatten. Het aan Nederland toeschrijven van dit voorwerp dat van de tweede helft van de 18de eeuw dateert moet worden uitgesloten. Wat de functie betreft kan aan een speelgoed worden gedacht, maar het kan ook de rest zijn van een overmaatse pijp voor reclamedoeleinden.


 



Objekt
zoom

Afb. 1: Het raadselachtig onderwerp
van Burg Scharzfels in Harz.
nach oben

 

Rory Dunlop / Natascha Mehler:
Nieuwe kleipijpenvondsten uit Bergen, Noorwegen

 

scherf

Afb. 1: Faience scherf met rokerafbeelding.
 

Vondsten van drie uitgravingen in Bergen worden voorgesteld. Aangezien de productie in Noorwegen slechts laat begint, werden de kleipijpen ingevoerd hoofdzakelijk tot 1752 van Nederland, wat zich ook in het vondstspectrum opwijst. Nadruk moet gelegd op een scherf van faience met de vertegenwoordiging van een pijproker, die vóór 1700 moet vervaardigd geweest zijn, en waarvan de oorsprong nochtans nog onbekend is.


zoom

 

 
nach oben

 

Martin Kügler:
Vederlicht en onbreekbaar, maar slechts voor nietrokers - Pijpen uit celstof

In Ransbach-Baumbach, die de laatste belangrijke productieplaats voor kleipijpen en Duitsland is, heeft een bedrijf een nieuwe procedure ontwikkeld, om de traditionele kleipijp voor "Weckmänner" en "Stutenkerle" door pijpen van cellulose te vervangen. De voordelen van de nieuwe pijpen liggen voor de hand: zij zijn van een goedkope grondstof, volledig automatisch te vervaardigen, schokvrij, zeer licht, tot 300 graden Celsius bestandig tegen hitte en na gebruik biologisch afbreekbaar. Slechts roken is onmogelijk met de pijpen, omdat de hitte van de brandende tabak het hoofd weg zou koken. Maar de kinderen die "Weckmänner" en "Stutenkerle" geschonken krijgen zijn niet verondersteld te roken, en de kleine pijpen zijn ook verder geschikt om zeepblaren te maken. En dit is ook voor de archeologen een gelukkige omstandigheid, aangezien de kleipijprokers zo getrouw blijven aan hun rookgerief.

Afb. 1 + 2: Plastiekpijpen - bedrieglijk echt.
Plastiekpijpen

Afb. 1
Plastiekpijpen

Afb. 2
nach oben

 

Martin Kügler:
Pijpen uit chocolade

Een voorwerp aangeboden in de V.S. als "pijpvorm met scharnier" die na de aanwinst effectief een pijpvorm bleek te zijn, had blijkbaar niet gediend voor de productie van kleipijpen.


pijpenvorm

Pijpenvorm voor chocoladepijpen van Anton Reiche.
 

In de twee halve vormen wordt een kleine ronde bodem pijp met 10.5 cm lange, gladde steel leeg gelaten. De halve vormen worden verbonden bij het hoofd van de buitenkant door een afzonderlijk gemaakte scharnier zodat zij altijd kunnen opgevouwen kunnen worden met een behoorlijke aanpassing. De vorm, die door het Dresdener bedrijf Anton Reiche rond 1900 van blik werd vervaardigd is nochtans geen werktuig voor kleipijpenproductie, maar diende voor de productie van chocoladepijpen.
Afb. 1+2: Pijpenvorm voor chocoladepijpen van Anton Reiche.

pijpenvorm

Pijpenvorm voor chocoladepijpen van Anton Reiche.
nach oben

 

Wolfgang Cremer:
Prestige pijpen van de Batak op Sumatra

Tot de treffendste producten van geel- of messinggieters behoren zeker de prestige pijpen van het Batak volk, die de Bataks "tulpang" noemen. Deze prestige pijpen worden gekenmerkt door een rijk ornament zoals knopige ringen, rozetten, rocaille en volute vormen, visgraat vorm. De steel van deze pijpen, vaak meer dan 50 cm lang, bestaat meestal uit verscheidene stukken, die uiteen kunnen worden genomen. Als resultaat van het dure handwerk waren zij altijd een statussymbool van hooggeplaatste personen.

 

 

Prestige pijp

Afb. 1: Prestige pijp van de Bataks, rond 1900.

 

nach oben

 

André Dehaybe / Martin Kügler:
Kleimijnbouw in Andenne


Maurice de Bois (1907-1980) in Andenne heeft tot in het jaar 1960 een van de laatste kleimijnbouwonderneming bestuurd, die de ook voor het pijpenbakken witte klei gewon ("derle" in het Frans). Tijdens zijn gevangenschap in Hamburg-Fischbeck schreef hij, in 1944, een bemerkenswaard document, die hij in een schriftje neerpende, over zijn werk. Deze bijdrage, "L'industrie de la terre plastique à Andenne" omvat 24 bladzijden waarvan een paar hier gepubliceerd worden.


Afb.1: Titelblad van de bijdrage van Maurice de Bois.
 
  Titelblad

 

nach oben

 

Martin Kügler:
Kastje, pijp en zijdelint - Een geboortedagsgeschenk uit het jaar 1815

ensemble

 

Bij een veiling lukte het de auteur om een klein ensemble te verwerven, dat uit een kleipijp, een zijdelint en een kleine houten doos bestaat. Terwijl de kleine doos en het zijdelint beide van 1815 zijn , is de pijpkop 34 jaar jonger. Niettemin is de toetreding als originaal te beschouwen, omdat de drie familievoorwerpen sinds het midden van de 19de eeuw werden samengehouden. De eigenaar was de koopman Johann George Ludwig Blechschmidt (1774-1866) in Holzminden. De porseleinpijp van 1849, die met de naam Blechschmidt onder een Lyra en 46 namen wordt verfraaid, duidt hem aan als lid van de "Holzmindener Liedertafel", een mannenchoor.


 

Afb. 1: Het ensemble.
nach oben

 

Elisabeth Huwer:
In geval van nod - Een goeie(?) truc om een gebroken pijp samen te kleven in 1748

Voorgesteld werden twee bronnen: een recept voor het plakken van gebroken kleipijpen van 1748 en een samenvatting van het kennen waarde informatie over kleipijpen voor handelaren van 1763.

nach oben

 

Rüdiger Articus:
Een raadsel aangaande kleipijpen

In een toverboek van 1718 stond een raadsel, hoe drie pijpstelen te schikken zodanig dat zij zich wederzijds hoog houden. Naast de gedetailleerd beschreven oplossing wordt een klein beeld ook toegevoegd.

De oplossing van het raadsel.

 

 


Home
KnasterKOPF
Werkgroep
 
Sitemap
Contact
Impressum

Letzte Aktualisierung: 28.11.2013