No. 15/2002, p. 4 e.v.
Ralf Kluttig-Altmann: Bericht over de sessie van de werkkring voor
de onderzoeking van de kleipijp van 28 tot 30 april 2001 in Grefrath
25 deelnemers namen aan die samenkomst deel op verzoek van Heinz-Peter
Mielke in het Niederrheinischen Freilichtmuseum Dorenburg te Grefrath.
Het feit dat die samenkomst op duits/belgisch/nederlands grensgebied
gebeurde bood de mogelijkheid aan om bewuster te worden van de enge
verbindingen die, hoodzakelijk in de 18/19de eeuw , bestaan hebben
op gebied van productie, verspreiding en verbruik van kleipijpen in
een streek die nu door grenzen gedeeld wordt.
Het werd ook de leidende draad van de uitstappen naar Weert/NL (Museum
"De Tiendschuur" en Pijpenoven van de familie Trumm-Bergmans)en
Andenne/B (Musée de la Céramique en Piperie Léonard).
De volledige tekst van dit artikel vindt U hier.
|
|
zoom
|
No. 15/2002, p. 8-18
Rüdiger Articus: "Pijpen hebben altijd bestaan"
Over de geschiedenis van het bestuderen van de kleipijp in de 19de
eeuw.
Aan de hand van vele originele bronnen geeft de auteur een overzicht
over de vroeger vaak geziene verbinding tussen op archeologische vindplaatsen
gevonden kleipijpen en voorhistorische of antieke archeologische vindplaatsen
en overeenkomende culturen. Sedert de jaren 1820 werden bij opgravingen
op Keltische of Romeinse vindplaatsen, vooral in Zuid-Duitsland, steeds
kleipijpen gevonden en, daar de vroegere pijpvormen van de 17de eeuw
al in de vergetelheid geraakt waren, werden ze aan deze culturen toegeschreven.
De geleerden uit Duitsland en Midden -Europa van de 19de et de vroege
20ste eeuw konden het idee niet verdragen dat een zo alomtegenwoordige
culturele verworvenheid als het roken ooit aan onbeschaafde Amerikanen
geleend werd - Europese, bij voorkeur antieke, wortels moesten gevonden
worden! Alhoewel men zich in het midden van de 20ste eeuw in het algemeen
verwijderde, vinden deze oude opvattingen vandaag toch soms plaats
in tentoonstellingen, woordenboeken en andere publicaties. Een naar
aanleiding hiervan nog niet bevredigend opgelost probleem zijn de
metaalpijpen, ook sedert de 19de eeuw gevonden, die misschien plaatselijke
imitaties waren van de Hollandse kleipijpen.
|
|
No. 15/2002, p. 19-34
Michael Schmaedecke: Met bloemen versierde pijpenstelen uit Zuid-Duitsland
en aangrenzende streken. Aanpak tot een systematiseren van producten
voornamelijk uit het gebied Mannheim/Frankenthal
In de verleden jaren werden in Zuid-Duitsland en de aangrenzende
streken bij archeologische onderzoeken talrijke met bloemen versierde
pijpenstelen gevonden. In het voorgestelde onderzoek wordt geprobeerd,
aan de hand van verschillende criteria (zetten van de prent, van
de schrift, patroon enz.), groepen te vormen waarin ook kleine fragmenten,
zoals ze in archeologische vindplaatsen voorkomen, geklasseerd kunnen
worden.
Kleipijpen met florale versiering van Julius West in Mannheim, uit
de jaren 1690
Daar deze indeling op alle hiërarchische niveaus omvangrijker
kan worden, en het om een open systeem gaat, zal het zonder probleem
mogelijk zijn verdere nog niet beschouwde groepen - ook van andere
afkomst - in het schema te integreren. In het ideaal geval - waarvan
we nog zeer verwijderd zijn - zou de indeling in groepen tot de
identificering van bepaalde pijpvormen leiden.
Kleipijp met florale versiering van M. Kesselhum
|
|
Afrollen van de steelversiering
|
|
No. 1572002, p. 35-50
Regina Geiss-Dreier: De kleipijpenvindplaats van Schloss Oberstein
De tabakspijpen uit klei gevonden op Schloss Oberstein getuigen dat
ten laatste vanaf de tweede helft van de 17de eeuw de gewoonte van
het roken ook 'an der oberen Nahe' in gebruik was. Het roken werd,
lijk het voor andere burchten bewezen is, door de franse troepen van
Lodewijk XIV ingevoerd tijdens de 'Reunionszeit' en de 'Pfälzischen
Erbfolgekrieg'.
De kleipijpen zijn naar hun naam- en plaatsgegevens grotendeels afkomstig
uit de werkplaatsen van de Palts, in het bijzonder uit Frankenthal.
Dit geldt ook voor talrijke pijpen met nieuwe tot nu toe niet identificeerbare
merken en voorletters. De vindplaats van Idar-Oberstein levert het
bewijs dat de handel van kleipijpen uit het gebied Mannheim-Frankenthal
niet alleen naar het zuiden maar ook naar het noorden en het noordwesten
plaatsvond. Schloss Oberstein is de tot nu toe noordste vindplaats.
De pijp met ronde bodem uit het jaar 1736 toont dat ook in de 18de
eeuw tabak werd verbruikt of Schloss Oberstein. De 'Wortmann-Pfeife'
verwijst naar de kleipijpen van de Westerwald in de eerste helft van
de 18de eeuw.
Kleipijp van de pijpenbakker Otto Kissius van Frankenthal met de merk
"OK" op een driehoek
Men blijft het antwoord tot nu toe schuldig op de vraag of kleipijpen
ook uit hollandse werkplaatsen ingevoerd werden. Het zal pas mogelijk
worden na de verwerking van de nog niet zorgvuldig onderzochte vondsten,
waaronder in het bijzonder de gepolijste kleipijpenstukken en de exemplaren
met een versiering die van de meerderheid afwijkt. Men kan toch nu
al vaststellen dat de invoer uit Nederland zich tot de 18de eeuw beperkt.
|
|
No. 15/2002, p. 51-64
Helmut Szill: Kleipijpenvindplaats te Erdings. Deel 2
Overheersend op de vindplaats van Erdings zijn gladde en versierde
pijpen uit de 17de eeuw. Naast het grote aantal modellen ligt de
betekenis van de vondsten vooral in de veelvuldige fragmenten met
voorletters. Ze verschijnen insgelijks merken en ook als en reliëf
voorletters op de zijden van de koppen of van de hakken.
Komen namelijk voor "TCB", ISC", "CB",
"RV" en "LP" alsook verschillende combinaties
op eenzelfde pijp. Bij dit eerst materiaalvoorstellen is het niet
mogelijk om elk model nauwer te vergelijken met gelijke of zeer
gelijkende vondsten. Toch blijkt duidelijk dat het verbreidingsgebied
van de voorgestelde pijpen, niettegenstaande hun relatief mindere
kwaliteit, zeer breed is en zich over de hele Zuid-Duitse ruimte
uitstrekt. Bij gebrek aan het toevallige treffen van een archeologische
vondst of een archiefstuk moet men in de huidige stand van het onderzoek
de herkomst met de algemene benaming "Zuid-Duits" bestempelen.
Een nauwkeurige lokalisatie van de zeker niet ondebuidende productieplaats(en?)
wordt alleen maar mogelijk gemaakt door het ontcijferen van de merkenvoorletters.
|
|
zoom
|
No. 15/2002, p. 65-71
Natascha Mehler: Tabak en kleipijpen in IJsland in het licht van
de vindplaats van Reykjavík, Aðalstræti
Met deze bijdrage worden voor het eerst kleipijpenfragmenten uit een
vindplaats gelegen in Ijsland voorgesteld en in hun cultuur- en geschiedenis
samenhang ingevoegd. In vergetelheid geraten schriftelijke bronnen
bewijzen dat men in Ijsland in de loop van de 18de eeuw minstens tijdelijk
tabak heeft gepoot. Kleipijpen daareentegen werden niet in Ijsland
gefabriceerd, maar langs een omweg bij deense tussenhandelaars uit
Holland, Engeland en Scandinavië ingevoerd.
De over het geheel 268 pijpenfragmenten uit de vindplaats Reykjavík,
Aðalstræti 14-16, waar in de 18de eeuw een wolfabriek stond,
zijn grotendeels afkomstig uit Holland (Gouda), andere uit Denemarken
(Stubbekøbing en København) en Engeland (Bristol). Steelopschriften
verwijzen naar zes pijpenmakers, namelijk: "F.VERSLU" (Franz
Verzyl) en "LUCAS DE IONGE" uit Gouda, "R TIP PET"
(Robert Tippet) uit Bristol, "A·ROSS" (Alexander
Ross) en "S·Fe" (Severin Ferslew) uit Denemarken.
De identiteit van de naam "WVVELSEN" blijft onvast.
|
|
No. 1572002, p. 72-78
Heinz-Peter Mielke: Het Nederrijnse kleipijpenland. Over de verspreiding
van de pijpenbakkerij tussen Köln en Nederland
De Nederrijn is altijd een afzetgebied geweest voor de kleipijpen
uit Westerwald en Nederland.
Nochtans werd er tussen Köln en de nederlandse grens steeds
geprobeerd om kleipijpenfabrieken te vestigen voor de bevoorrading
van de lokale en gewestelijke markt. (Pijpenbakkersoorden
in de Nederrijn) Deze pogingen hebben gedeeltelijk
bijval en gedeeltelijk beperkte efficiëntie gekend rekening
houdend met de invloed van de politieke omstandigheden. Voor de
periode tussen de vroege 17de eeuw (Wesel vanaf 1638) en de tweede
wereldoorlog (Hoisten) werden 14 productieoorden geteld, waaronder
Neuss een speciale plaats inneemt, omdat
kleipijpen er slechts veredeld werden, d.w.z. van een keramische
glazuur voorzien.
Klacht van de Pruisische Oorlogs- en Domeinenkamer
aangaande de nederzetting van pijpenbakkers in oorden van de Nederrijn;
uit: Wochentliche Duisburgische Adresse- und Intellegentz-Zettel,
jaar 1750
|
|
No. 15/2002, p. 79-84
Bärbel Bollinger-Spang/Martin Kügler: Van kleipijpen
naar terracottabloempotten
De "Westerwälder Blumentopffabrik Spang GmbH &
Co. KG" te Ransbach-Baumbach/Westerwald biedt het voorbeeld
aan van een onderneming die op tijd de behoefte heeft verstaan
om haar productie te veranderen indien ze voort wilde bestaan.
Wilhelm Spang (1876-1952) heeft in 1912 de pijpenfabriek verlaten
die zijn vader Johann Peter Spang in 1884 gesticht had, want
het wereldwijde verval van de kleipijp was niet te negeren,
en hij heeft gezocht naar andere mogelijkheden.
|
|
Wilhelm und Christina Spang met hun kinderen, ca. 1932
|
Hij is erin geslaagd om te overleven tijdens de economisch
moeilijke periode gaande van 1918 tot 1945 door zich te specialiseren
in de fabricage van keukengerief uit met zout geglazuurde steengoed,
en van rode zonder vernis terracotta bloempotten, en door het
bexijs te leveren van enorm veel handelszin en vindingrijkheid
op gebied van technische aanpassing. Zijn zonen hebben de firma,
sedert de jaren 1950, tot de leader gemaakt van de fabricage
van bloempotten.
|
|
|
No. 15/2002, p. 85-89
Ralf Kluttig-Altmann: Richtlijnen voor het tekenen van kleipijpen
Het tekenen van een archeologische vondst moet aan de waarnemer
een substituut ter beschikking stellen, dat weliswaar niet identiek
kan zijn, maar wetenschappelijk relevante informaties inhoudt. Opdat
een tekening zoveel mogelijk (optische) informaties over een onderwerp
zou leveren zijn tekenstandaarden nodig.
De volledige tekst van dit artikel vindt U hier.
|
|
Een van de oudste bewijsstukken van het roken in Saksen: pijpkop van
nederlandse afkomst, rond 1620
|
|
No. 15/2002, p. 90-95
Martin Kügler: Kleipijpen van het Schönhof in Görlitz
Ter gelegenheid van renovatiewerken in het historische complex van
het Schönhof te Görlitz werden in de bodemvulling van de
eerste verdieping een paar kleipijpenfragmenten uit de 17de en 18de
eeuwen gevonden. De oudste kleipijp is rond 1620 te dateren en als
uit Nederland ingevoerd beschouwd worden. Deze merkwaardige vondst
van het Schönhof is aldus een van de oudste tastbare bewijzen
van het tabakroken in Saksen.
Bijzonder interessant zijn vier fragmenten van pijpen met ronde bodem,
cilindervormige kop en duidelijk kromme steel. De vorming gebeurde
in een tweedelige pijpenvorm zonder gegraveerde versiering; de versiering
werd door de pijpenmaker met de hand aangebracht pas nadat hij de
pijp uit de vorm had genomen. De exemplaren uit het Schönhof
betreffen kleipijpen die in grote hoeveelheid in Breslau/Wroclaw (PL)
en Zittau uitgegraven werden. Er bestaat dientengevolge een grond
om te aanvaarden dat een beduidende productieplaats moet hebben bestaan
in de tweede helft van de 17de eeuw in het Saksen-Silezië gebied
of in een van deze drie steden.
Kleipijpen uit het Schönhof in Görlitz met manuel
aangebrachte versiering op de kop; onbepaalde afkomst, tweede
helft van de 18de eeuw
|
|
De zeer verbrokkelde fragmenten uit de 18de eeuw behoren misschien
tot de tot nu toe nog niet bekende pijpenmakersfamilie Wille in Frage,
die van 1777 tot kort na 1830 bezig was in Görlitz.
|
|
No. 15/2002, p. 96
Martin Kügler: Een Jonas-pijp uit de 18de eeuw
Een ongewoonlijk pijpmodel werd onlangs in twee exemplaren aan het
licht gebracht in verscheidene vindplaatsen van Stockholm/S. De
kop vertoont in reliëf een mannelijk gezicht, met sterke wenkbrauwen,
een grote gebochelde neus en een lange afgeronde snor, die aan de
Jonas-pijpen uit de 17de eeuw herinnert. De twee pijpen, met de
hielmerk "voet" dragen op de linkerzijde van de hak de
wapens van Gouda. Op grond van de kopvorm komt slechts een datering
(ca. 1750) in aanmerking, en de mogelijke fabrikanten zijn derhalve
Jan Osterhout of Thomas Verhage. Het patroon van de Jonas-pijpen
is voor dit tijdperk, de tweede helft van de 18de eeuw, zeer ongewoon,
daar de productie van dit pijptype volgens de huidige stand van
de onderzoeking om 1700 eindigde.
|
|
Pijpfragmenten van John Newall, Cleobury Mortimer, periode
1680-1710
|
|
No. 15/2002, p. 97 e.v.
David Higgins: Bericht over de ontdekking van een pijpenoven
bij Cleobury Mortimer, Shropshire/GB
Op een veld van de Barnsland Farm, ca. 1,5 km zuidwestelijk
van Cleobury Mortimer, werden reeds in 1948 verspreide kleipijpenfragmenten
ontdekt. Een proefuitgraving in 2001 toonde dat de plaats ongestoord
was en dat ze de fundering van een gebouw bevat. De basen van
stenenmuren en talrijke overblijfselen van een pijpenoven kwamen
te voorschijn. De vondsten - kleipijpen, ovenstukken en keramiek
- zijn tussen 1640 en 1720 te dateren; wat de resten betreft
van de pijpenoven kan men nauwkeuriger naar de jaren 1680-1710
verwijzen.
Sommige kleipijpen zijn met "IN" gemerkt. Het huis
en de pijpenbakkerwerkplaats behoorden met grote waarschijnlijkheid,
hetgeen schriftelijke documenten ook bewijzen, tot de pijpenbakker
John Newall, die in 1719 overleed. Zijn testament van 2 maart
1718 of 1719 is eveneens bewaard alsook de inventaris van zijn
bezit op 21 mei 1719. Newall maakte deel uit van deze landelijke
handwerkers die naast de landbouw een neveninkomst zochten in
een bedrijf waarin alleen familieleden deelnamen. Daar geen
andere pijpenmakers in de omgeving bekend zijn zal hij in de
naburige oorden genoeg klanten gevonden hebben. Nochtans bewijst
het feit dat zijn pijpen gemerkt waren dat hij zijn productie
ook op grotere markten aanbood.
|
|
|
No. 15/2002, p. 98 e.v.
Martin Kügler: Kleipijpen uit Gelbeek/RSA
Op de ongeveer drie vierkante kilometers grote ruimte van
een reusachtige drijfduin bij Geelbek/RSA werden naast een
groot aantal steentijdse resten ook resten van latere nederzettingen
gevonden. Negen kleipijpenfragmenten werden aan het licht
gebracht waaronder alleen maar drie merken vertonen. Deze
kleipijpen zijn afkomstig uit Gouda en werden rond 1750 of
in de tweede helft van de 18de eeuw gefabriceerd en naar Zuid-Afrika
uitgevoerd.
Kleipijpen van nederlandse afkomst, gevonden in Geelbek/RSA
|
|
|
|
|
|