1 Inleiding
De tekening van een archeologische vondst moet voor de beschouwer, die
niet over het originele voorwerp beschikt, een goede vervanging zijn.
Weliswaar niet gelijkwaardig, maar de tekening moet wel relevante wetenschappelijke
informatie bevatten. Ten opzichte van foto's hebben tekeningen een hogere
mate van subjectiviteit. Dit hoeft geen nadeel te zijn maar kan ook
winst opleveren.
Opdat een tekening zoveel mogelijk informatie bevat over het object,
die door de gebruiker volledig kan worden begrepen, is standaardisering
van de tekening noodzakelijk. Het schriftelijk vastleggen van zo'n standaard
is in de archeologie een uitzondering. Meestal wordt op basis van ervaring,
globale richtlijnen en de persoonlijke opvattingen van de tekenaar gewerkt.
Voor het tekenen van zulke kleine en van veel details voorziene objecten
als kleipijpen, vindt de auteur, vooral in zijn rol als mederedacteur
van KnasterKOPF , het hier formuleren van regels een
belangrijke voorwaarde om de informatie waarde van tekeningen garanderen,
in overeenstemming met het karakter van een wetenschappelijk tijdschrift.
Iedere wetenschapper, heemkundige en verzamelaar die voor het eerst
met het tekenen van kleipijpen geconfronteerd wordt, dient deze richtlijnen
ter hand gesteld te worden. Wie als auteur voor KnasteKOPF schrijft
vindt hierin verplichtende redactionele voorschriften voor de tekeningen.
2 Terminologie betreffende de kleipijpen
Voor het op de juiste wijze benoemen van kleipijpen en hun kenmerkende
details geldt de in 1987 door Martin Kügler vastgestelde terminologie
(Kügler, Tonpfeifen; tevens in M. Kügler/M. Schmaedecke, Hinweise)
die reeds in KnasterKOPF gebruikt wordt en die ook bovenregionaal in
actuele wetenschappelijke werken over kleipijpen ingang vindt.
3 Vervaardiging van de tekening
3.1. Goed uitlichten en waarnemen van de kleipijp
Ook de beste tekenaar kan slechts zo gedetailleerd tekenen als hij het
object waarneemt. Omdat kleipijpen kleine en vaak slecht geprononceerde
versieringen en omschriften bezitten waarvan de herkenbaarheid doordat
zij rond de steel lopen vaak bemoeilijkt wordt, is een optimale belichting
bij het tekenen absoluut noodzakelijk. Het is aanbevelenswaardig om
met sterk strijklicht van linksboven te werken (dit is de in de archeologie
de gebruikelijke wijze van uitlichten; zie ook paragraaf
3.5). Voor het onderscheiden van ingewikkelde structuren, b.v. onduidelijke
steelopschriften, moet men het object onder het strijklicht draaien
- het benutten van alle schaduwperspectieven maakt ook
de fijnste reliëfverschillen zichtbaar. Tenslotte kan men ook een
loep met een vergroting van 3-5 maal gebruiken. Een 10x vergrotende
loep onthult weliswaar nog meer oppervlaktedetails maar is anderzijds
door zij sterke vergroting lastig voor het voor het tekenen benodigde
overzicht.
3.2 Onderdelen en opbouw van de tekening
Het meest veelzeggende aanzicht van een kleipijp, c.q. een fragment
met (aanzet) van een kop is meestal een zijaanblik (afb. 1, 2).
|
|
Afb. 1: fragment van een kleipijp met een lang deel van de steel;
strepen van het glazen van de kop zijn aangeduid, de vergrote
weergave van de scheef aangebrachte steelversiering is eveneens
zo scheef neergezet.
|
Afb. 2: fragment van een kleipijp met een kort stukje steel; afbeelding
van een op de kop gestempeld merk, geringe reconstructie van de
kop.
|
Dit aanzicht wordt op de tekening meestal zo gepositioneerd dat de
kop naar links en het mondstuk naar rechts wijst. Daarbij ligt de steel
horizontaal, behalve als de hoek tussen kop en steel minder dan 90 graden
bedraagt. In dat geval wordt de kop zo getekend dat de middenas van
de kop vertikaal verloopt (afb. 3).
Details van de pijp die op de overzichtstekening niet zichtbaar of te
klein zijn moeten nogmaals vergroot getekend worden en dichtbij hun
werkelijke plaats op de pijp getekend worden. Dat wil zeggen hielmerk
onder de hiel, rolversieringen van de steel boven de steel, enz. (afb.
1, 2, 5b, 6b, 7b). Heeft een steelfragment zonder
aanzet van een kop tekst rond de steel dan kan vanwege een betere leesbaarheid
en vanwege het tekenen dit fragment beter vertikaal worden afgebeeld
(afb. 4). De afbeelding van de details moet overeenstemmen
met de richting van de afbeelding op de pijp; dus als een hielmerk of
een steelversiering scheef ingedrukt is dan moet dat ook zo worden weergegeven
(afb. 1). Als meerdere tekeningen in een afbeelding
worden opgenomen dan zijn afwijkingen van de hiervoor geformuleerde
regels, vanwege optimale benutting van de ruimte, toelaatbaar.
Een doorsnede van een steel is meestal zinvol omdat dit de dikte van
de steel toont en de plaats en doorsnede van het rookkanaal.De doorsnede
moet niet zoals op de afgebeelde voorbeelden zwart ingekleurd worden
en mag ook niet van een schaduw worden voorzien, omdat het een fictief
en geen werkelijk aanzicht betreft.
|
|
Afb. 3: fragment van een kleipijp met een kort stukje steel;
vanwege de kleine hoek tussen kop en steel is de kop verticaal
afgebeeld.
|
Afb. 4: steelfragment met een rondlopende versiering. Afbeelding
is niet op de plaats waar de versiering overlapt (linker gedeelte)
opengeknipt maar daarnaast.
|
3.3 Schaal
De kleipijp zelf wordt op een schaal 1:1 getekend. Voor details die
op die schaal niet herkenbaar zijn maar voor de uitwerking van veel
belang zijn, zoals merken, kop- en steelversieringen, moeten extra afbeeldingen
in een schaal 2:1 gemaakt worden.
3.4 Dikte van de lijnen en soorten lijnen
Met potlood kan een eerste tekening op wit papier vervaardigd worden,
waarvan de omtrekken op transparant papiet over te brengen zijn. De
uiteindelijke tekening die ook als origineel voor het drukken gebruikt
kan worden moet met Rotringpen op het transparant worden aangebracht.
Als dikte is zijn 2,5 mm voor de omtrek, 0,18 mm voor alle eenvoudige
details en 0,1 mm voor de fijnste details, zoals kleine versieringen,
merken of sporen van de vervaardiging het meest geëigend. Ringvormige
steel- of kopversieringen die vanwege het tekenen "opengeknipt"
moeten worden, worden op de knip met een punt - streep lijn begrensd
(0,25 mm dikte). Deze soort lijn wordt in de archeologiegewoonlijk voor
fictieve, niet natuurlijke grenzen gebruikt (Afb. 4,
7b, 8c).
3.5 Aanbrengen van schaduwen
Het aanbrengen van schaduwen is een belangrijk middel in de tekenkunst
omdat het de beschouwer op het tweedimensionale papier de indruk van
een driedimensionaal object kan suggereren. Het aanbrengen van schaduwen
gebeurt alleen nog met puntjes en niet meer zoals in oudere publicaties
gebruikelijk was met arceringen. Daarbij wordt steeds een lichtinval
van links boven aangenomen, c.q. daadwerkelijk bewerkstelligd. De schaduwen
vallen daardoor voornamelijk naar rechts beneden. Dieper gelegen delen
kunnen om de afbeelding beter te begrijpen eveneens door middel van
het aanbrengen van een schaduw naar voren gehaald worden, zelfs als
het bij de gebruikte lichtinval eigenlijk aangelicht wordt. Omdat kleipijpen
kleine objecten zijn moet met schaduwwerking spaarzaam omgegaan worden
zodat geen versieringen en sporen van de vervaardiging overdekt worden.
3.6 Krassen als hulpmiddel
Het half reliëfachtige karakter van de meeste versieringen op kleipijpen
biedt het voordeel dat merken en steelversieringen, waarvan het uitmeten
voor de tekening zeer arbeidsintensief zou zijn, met krastechniek kan
worden afgebeeld. Daartoe wordt een dun stuk papier over de versiering,
c.q. de steel aangebracht. Daarover wordt met een zo hard mogelijk potlood
gekrast. Op het papier ontstaat een eenvoudig negatief van de versiering
(afb. 8a). Bij het bevestigen van het papier voor
de krastekening moet erop gelet worden dat op de plek waar de afbeelding
noodzakelijkerwijs opengeknipt moet worden, zo mogelijk niet het voor
de interpretatie van de vondst belangrijke begin en de overlappingen
van de handmatig aangebrachte versieringen gelegen zijn (afb.
4 links).
Het is belangrijk om te beseffen dat de krastekening slechts een tussenresultaat
is met eigen foutenbronnen die bij het overtrekken gecorrigeerd moeten
worden. Men kan om op de voor details gewenste schaal van 2:1 te werken
de vervaardigde krastekening op dubbele grootte kopiëren (afb.
8b). Op een over de kopie gelegd transparantpapier worden de omtrekken
met potlood overgetrokken. Constante vergelijking van het originele
object verzekert dat de op krastekening ook werkelijk alle details van
de versiering vastgelegd zijn. Bij grotere verschillen in reliëf
zoals die b.v. naast vormnaden of bij stevig ingedrukte versieringen
ontstaan kan het potlood waarmee gekrast wordt de naastgelegen fijnere
verhogingen niet meenemen. Deze moeten dus apart aangevuld worden. Bovendien
is de krastechniek "blind" - daarmee worden storende vormnaden
of krassen van de opgraving even duidelijk afgebeeld als de versiering
zelf. Hier speelt de tekenaar wederom een rol die ondergeschikte details
afzwakt of weg laat en belangrijke benadrukt (afb. 8c).
Afb. 8: van het krassen tot de tekening van een rondlopende steelversiering.
a: opengeknipte krastekening.
b: vergrote kopie van de krastekening (200%).
c: Tekening van de omtrekken van de krastekening;
om de techniek te demonstreren is hier alleen de linkerhelft van schaduw
voorzien.
3.7 Subjectiviteit van het tekenen: toevoegen en weglaten
Omdat we bij de breekbare kleipijpen meestal met onvolledige exemplaren
van doen hebben, is het van groot belang om de beschouwer een voorstelling
te geven van de oorspronkelijke complete toestand van de pijp door dit
in de tekening aan te duiden. Bij steelfragmenten is het eenvoudig -
hier zijn meestal maar twee richtingen waarin deze zich kan voortzetten.
Speciaal bij het afbeelden van de kop - of andere complexe fragmenten
- is de voorstellingskracht van de beschouwer veelal onvoldoende om
te reconstrueren hoe het hele stuk er uit heeft gezien (afb.
5a, 6a, 7a). Daarom moeten ontbrekende delen van pijpenfragmenten,
b.v. afgebroken stelen of delen van de kop, doormiddel van streepjes
worden aangegeven. Dit alleen in zoverre de tekenaar op basis van vergelijkbare
vondsten of op grond van algemene kennis van het materiaal absoluut
zeker is van de totale vorm van de pijp (afb. 5b, 6b,
7b). Hierdoor krijgt de beschouwer een reële en voor de beoordeling
van de vondst van belang zijnde indruk over welk deel van de oorspronkelijke
pijp voor de uitwerking nog ter beschikking was en van hoeveel belang
de ontbrekende delen zijn. Beschadigingen veroorzaakt door de opgraving
en plaatsen waar de pijp geplakt is moeten, zolang deze geen versiering
of iets dergelijks wezenlijk verstoren, niet mee worden getekend omdat
hieruit geen relevante informatie te halen valt en tekening daarvan
slechts van de belangrijke details afleidt en het totaalbeeld van de
pijp verstoren.
Afb. 5 - 7: dezelfde kop- en steelfragmenten telkens zonder
(a) en
met toevoeging door de tekenaar en vergrote details (b).
4 Eisen voor aan te leveren manuscripten voor KnasterKOPF
Als alle bovenstaande richtlijnen gevolgd worden dan blijven er slechts
weinig speciale eisen van de zijde van de redactie over. Het is het
beste als de originele tekeningen bij de auteur blijven en aan KnasterKOPF
goede kopieën worden gezonden - deze zijn het gemakkelijkst te
verwerken bij de vormgeving van de lay-out.Graag alleen volledig wit
papier gebruiken. Het anders zo geschikte recycl-papier is helaas voor
drukconcepten ongeschikt.
Bovendien kunnen tekeningen ook als databestand toegezonden worden -
in dat geval gaarne voor het toezenden met de redactie doorspreken.
Wie veel afbeeldingen heeft en deze reeds tot platen wil samenvoegen,
kan dat doen als rekening gehouden wordt met het formaat van KnasterKOPF
(bladspiegel 23 x 17 cm). Daarbij moet minimaal een afstand van 1 cm
aangehouden worden tot aan de rand van de bladspiegel.
Nummers van afbeeldingen a.u.b. niet in de originele plaat opnemen,
maar met de hand op een kopie of een schets van de plaat
aanleveren. Kleipijpen waarvaneen zeer lang gedeelte bewaart is gebleven,
die de archeologen weliswaar een plezier doen, maar de bladspiegel van
KnasterKOPF te buiten gaan, kunnen kleiner worden afgebeeld - ook hierover
gaarne vooroverleg met de redactie.
5 Slotopmerkingen
Tekeningen zijn vooral bij een wetenschap als de archeologie, die zich
zo nauw bezig houdt met objecten, een element waar niet van af kan worden
gezien bij de publicatie van onderzoeksresultaten. Op grond van hun
specifieke en intrinsieke voordelen zullen tekeningen vooralsnog niet
door foto's vervangen kunnen worden.
Slechte tekeningen kunnen ook de beste teksten aanzienlijk verminderen.
Om een basis kwaliteit voor KnasterkKOPF te kunnen handhaven behouden
de uitgevers zich het recht voor om tekeningen van onvoldoende kwaliteit
niet voor druk vrij te geven. De uitgevers van KnasterKOPF staan auteurs
gaarne met raad en bemiddeling terzijde, maar kunnen vanwege hun reeds
zeer hoge werkbelasting zelf geen tekenwerk op zich nemen.
Wie niet in overeenstemming met deze richtlijnen tekeningen kan maken
of laten vervaardigen kan ook nog zijn objecten laten fotograferen.
Dat daarbij weer geheel eigen kwaliteitseisen van toepassing zijn spreekt
vanzelf.
De betreffende aanwijzingen voor het fotograferen van kleipijpen worden
thans opgesteld, maar kunnen zo nodig nu reeds bij de redactie worden
opgevraagd.
Literatuur
Terminologie betreffende kleipijpen
Kügler, Martin: Tonpfeifen. Ein beitrag zur Geschichte der Tonpfeifenbäckerei
in Deutschland. Höhr-Grenzhausen 1987, vooral blz. 50-54.
Kügler, Martin / Schmaedecke, Michael: Hinweise für die Erfassung
von archäologischen Tonpfeifenfunden. In: M. Schmaedecke (Uitgever),
Tonpfeifen in der Schweiz, 1999, blz. 124-132.
Tekeningen
Kluttig-Altmann, Ralf: Tonpfeifen in Leipzig - Erster Vorbericht über
die Neufunde seit 1990. In: Knasterkopf - Mitteilungen für Freunde
irdener Pfeifen. Nr. 12/1999, blz. 74-82.
Kluttig-Altmann, Ralf: Tonpfeifen in Leipzig - Zweiter Vorbericht über
die Neufunde seit 1990. In: Knasterkopf - Mitteilungen für Freunde
irdener Pfeifen. Nr. 13/2000, blz.
10-28.
Kluttig-Altmann, Ralf: Beobachtungen zur Technologie manueller Stielverzierungen
an Tonpfeifen. Mit einem Beitrag von M. Kügler. In: Knasterkopf
- Fachzeitschrift für Tonpfeifen und historischen Tabakgenuss.
Nr. 14/2001, blz. 32-49.
Tekeningen
afb. 6a/b Mevr. H. Gross, Landesamt für Archäologie Dresden;
overige van de auteur.
|