No. 13/2000, p. 2-6
Martin Kügler: Verslag van het 13de congres van de "Arbeitskreis
zur Erforschung der Tonpfeifen" op 1 en 2 mei 1999 in Einbeck
Aan het congres dat op initiatief van A. Heege en op uitnodiging
van de stad Einbeck plaatsvond namen 42 personen deel. A. Heege
presenteerde uitvoerig de pijpenvondsten uit Einbeck. M. Seeliger
belichtte archiefvondsten over de geschiedenis van de productie
van kleipijpen in Holzminden. De verbouw van tabak en de tabakshandel
in Zuid-Niedersachsen werd door G. Murken uiteengezet. Gebruiken
waarbij kleipijpen benut werden, werden door U. Beck toegelicht.
Kleipijpen-vondsten uit Hamburg en uit Maasholm werden door Rüdiger
Articus en M. Weidner gepresenteerd (Knasterkopf No. 13/2000, p.
43-54 en 29-42). L. Libert deed verslag van van de stand van zaken
van het project "Tabaksmuseum Vierraden". De bijdrage
van R. Kluttig-Altmann over nieuwe resultaten van de uitwerking
van kleipijpen vondsten in Leipzig en zijn beschouwingen over de
systematisering van rolversieringen op pijpenstelen werd intensief
bediscussieerd en gewaardeerd (Knasterkopf No. 13/2000, p. 7-10
en 10-28). Tijdens de excursie werd de verzameling over de kleipijpen
productie van het stadsmuseum Uslar en de pottenbakkerij Klett-Drechsler
in Fredelsloh bezocht.
|
|
No. 13/2000, p. 7-10
Ralf Kluttig-Altmann: Verslag over de eerste bijeenkomst van
de werkgroep "Systematisering van de beschrijving van steelversieringen
op kleipijpen" op 25/26 februari 2000 in Görlitz
Het is de acht deelnemers van de eerste bijeenkomst gelukt een basis
structuur voor een systematiek van de handmatig aangebrachte steelversieringen
vast te leggen. Het doel is om richtlijnen voor een doeltreffend
systeem te ontwikkelen dat de steelversieringen koppelt aan een
vaste beschrijvingen en bovendien logisch structureert. De basis
daarvoor waren de eerste uitgangspunten die R. Kluttig-Altmann in
1999 op het kleipijpen congres in 1999 in Einbeck gepresenteerd
heeft.
Als eerste tastbaar resultaat besloten de deelnemers een nomenclatuur
te gebruiken waarbij de steelversieringen type No.s krijgen. Het
totaal van alle steelversieringen wordt naar de manier van aanbrengen
ingedeeld. Als de in de vorm ingegraveerde versieringen eerst buiten
beschouwing gelaten worden, dan kan een verdeling aangebracht worden
in losse motieven, afgerolde motieven, spiraalvormige indrukken
en met de vingers ingedrukte decors. Binnen een eveneens vastgestelde
onderverdeling worden nu alle bekende versieringsmotieven verzameld
en van een typeNo. voorzien. Op een later tijdstip wordt de alsdan
volledig ontwikkelde systematiek aan een materiaalcomplex op zijn
praktische bruikbaarheid getest. Na deze testfase wordt een spoedige
publicatie nagestreefd om de systematiek van de wijze waarop steelversieringen
aangebracht zijn, voor allen die steelversieringen beschrijven als
hulpmiddel bij hun werk ter beschikking te kunnen stellen.
|
|
Detail: Fersenmarke Eule
|
No. 13/2000, p. 10-28
Ralf Kluttig-Altmann: Kleipijpen in Leipzig - tweede voorbericht
over de nieuwe vondsten sinds 1990
Dit artikel gaat verder in op de systematische inventarisatie van
de bij opgravingen in de binnenstad gevonden kleipijpen (Knasterkopf
No. 12/1999, p. 74-82). Object van onderzoek zijn 119 bruikbare
fragmenten afkomstig van nieuwe opgravingen. Bijzondere aandacht is
daarbij besteed aan vormen en versieringen, welke nieuw zijn in vergelijking
met de eerder besproken exemplaren.
Pijpenvondsten uit de 17de eeuw zijn iets algemener, zij maken 30%
van de totaal gevonden fragmenten uit en 40% van de versieringen en
merken. Stempels en handmatige rolversieringen zijn in de meerderheid.
In de vorm gegraveerde versieringen zijn met slechts één
voorbeeld vertegenwoordigd en wel een fragment van een Jonas pijp.
Het spectrum aan merken is breed en dat geldt ook voor de daardoor
als Goudse pijpen aan te merken exemplaren.
Het bewijs voor het gebruik van kleipijpen in Leipzig
voor 1650 wordt door het nieuwe materiaal versterkt. Uit de 18de
eeuw zijn veel vondsten aanwezig. Lokale producten uit de weide
omgeving van Leipzig zijn spaarzaam aanwezig ("WILLE"
in Grimma, "LASPE" in Altenburg of Waldenburg). De meeste
vondsten zijn echte of nagemaakte Nederlandse/Goudse pijpen. Naast
andere op naam bekende producenten neemt de Goudse familie Verzijl
weer de voornaamste plaats in, waarbij een deel van deze pijpen
mogelijkerwijs in Grimma/Sachsen vervaardigd is, omdat daar het
(mede)gebruik van deze naam aangetoond is. Vondsten van kleipijpen
uit de 19de en 20ste eeuw zijn zeldzaam en zijn in dit vondstmateriaal
slechts met enkele geribbelde exemplaren, rondbodem pijpen en
een vrijmetselaars pijp vertegenwoordigd. De uitwerking van de
vondsten wordt voortgezet en de diepgaande statistische uitwerking
wordt naar een later tijdstip verschoven. |
|
Fersenpfeife mit doppelkonischer Kopfform und Fersenmarke
"Eule", wohl Gouda 1650-1660
|
|
|
No. 13/2000, p. 29-42
Maren Weidner: De vondsten van kleipijpen uit Maes bij
Maasholm
Sinds het begin van de jaren 70 zijn er door duikers in het
bereik van de monding van de Schlei bij Maasholm, Schleswijk-Holstein
bij herhaling archeologische vondsten gedaan, waaronder 347
fragmenten van kleipijpen. Als we de tijdsspanne die op de
kleipijpen van toepassing is vergelijken met de schriftelijk
overgeleverde tijdsduur van de bewoning van het dorp Maes
(van ongeveer 1640-1701) dan zijn deze goed in overeenstemming
met elkaar. De kleipijpen van oudste datum zijn iets vroeger
te dateren ( rond 1625) dan de schriftelijke bronnen aangeven.
Het schriftelijk vastgelegde einde van de bewoning van het
dorp Maes in 1701 is aan de hand van de kleipijpen niet eenduidig
vast te stellen. Er worden ook nog pijpen uit de 18de eeuw
gevonden, hetgeen verklaarbaar is daar het bij een onderwater
locatie niet om een gesloten vondst gaat. De kwaliteit van
de gevonden kleipijp fragmenten is tamelijk slecht. Er zijn
nauwelijks merken of zorgvuldige afwerkingen te constateren,
in zoverre dat bij de slechte toestand van de stukken nog
te bepalen is. Bijzonder dure pijpen zijn in deze kleine gemeenschap
ook niet te verwachten en zo weerspiegelt de doorsnede van
de pijpen de landelijke verhoudingen.
|
Fersenpfeife mit Mann und Frau im Relief und Buchstaben
"WK" bzw. "KM", Gouda (?) Ende 17. Jahrhundert
|
In dit verband is het aantal pijpen-fragmenten verrassend
voor deze kleine bewoning. Dit gegeven kan duiden op goede
handelsbetrekkingen, welke over de waterweg van de Schlei
en de Schleswig goed denkbaar zijn. We kunnen hieruit zien
dat het dorp Maes door zijn vondsten een goed inzicht geeft
in de rook gewoonten van het platteland. In tegenstelling
met de getalsmatig vaker opgegraven kleipijpen complexen uit
de stad is de kwaliteit van de gerookte pijpen hier minder.
In verhouding is het aantal fragmenten behoorlijk groot, wat
duidt op een stabiele economische situatie.
|
|
Fersenpfeife mit Wappen der Stadt Batavia und der Vereinigten
Ostindien Compagnie, Franz Verzyl in Gouda um 1750
|
No. 13/2000, p. 43-54
Rüdiger Articus: Vondsten van kleipijpen aan de rand van de
grote stad - Opgravingen in de Schlossstrasse in Hamburg-Harburg
Bij de vondsten uit de opgraving in de Harburger Schlossstrasse gaat
het, op een uitzondering na, om pijpen uit de 18de eeuw. Overwegend
zijn deze uit het midden van deze eeuw te dateren. Daarentegen ontbreken
oudere en jongere exemplaren. Er waren oudere pijpen te verwachten
omdat de opgravers tot in de 14de eeuw doorgestoten zijn. Mogelijkerwijs
hangt het in de tijd nauw begrensde voorkomen van pijpen samen met
de eveneens in de tijd begrensde aanwezigheid van een herberg in een
huis naast de molen, waarvan de geschiedenis nog niet geheel duidelijk
is. Benadrukt moet worden dat bij de pijpenvondsten Nederlandse en
Duitse pijpen in ongeveer even grote hoeveelheden voorkomen. Dit kon
in Harburg nog niet eerder worden geconstateerd. Meestal worden Nederlandse
pijpen gevonden bij opgravingen of als losse vondsten.
|
|
No. 13/2000, p. 54-82
Alice Kaltenberger: Vondsten van pijpen uit de vesting
Kniepass, Gemeente Unken bij Lofer, Salzburg
Met de kleipijpen afkomstig van de vesting Kniepass bij Unken
(Salzburg) wordt voor het eerst een groot vondstcomplex uit
Oostenrijk gepresenteerd. Het gaat overwegend om hielpijpen;
rondbodempijpen zijn zeer zeldzaam. De meeste pijpen hebben
de voor de 17de eeuw karakteristieke dubbel conische kop.
Uit het einde van de 17de eeuw komen de, dan nieuwe, grotere
en sterker geknikte pijpen voor. In verhouding hebben veel
van de pijpen de in de tweede helft van de17de eeuw vaak gebruikte
glazuur. Naast eenkleurige glazuren worden spatdecors gebruikt,
die als karakteristieke manier van decoreren van vaatwerk
uit Boven-Oostenrijk, Salzburg en Zuidoost-Beieren regelmatig
aangetoond zijn. Dit doet vermoeden dat het aanbrengen van
glazuur later in locale werkplaatsen plaats vond. Slechts
twee gemerkte koppen van hielpijpen en twee stelen hebben
een fijne, licht gekleurde goed geglaasde scherf, die op een
herkomst uit Nederland kan duiden. Dat de tabakspijpen door
de in de vesting gestationeerde soldaten van waarde werden
beschouwd wordt duidelijk door de verschillende reparaties,
waaronder ook de vervaardiging van een metalen huls ter verbinding
van twee gebroken steel delen. Vondstcomplexen met overeenkomstige
samenstelling en met vergelijkbare objecten zijn reeds van
Freiburg, Breisach, Konstanz en Passau gepubliceerd.
|
Fersenpfeife mit den Buchstaben "E"
und "G" am Kopf, deutsche Provenienz um 1680/90
|
Grün glasierte Tonpfeie mit floralem Dekor am Kopf,
2. Hälfte 17. Jahrhundert
|
|
|