Ralf Kluttig-Altmann
De 15de bijeenkomst van de Arbeitskreis zur Erforschung
der Tonpfeifen vond van 28 tot 30 april 2001 plaats. Naar de bijeenkomst,
die op uitnodiging van directeur van het Niederrheinische Freilichtmuseum
Dorenburg in Grefrath plaatsvond, kwamen 25 deelnemers uit Duitsland
en een uit Nederland, alsmede enige ander gasten. De beslissing
om de bijeenkomst in het Duits - Begische - Nederlandse grensgebied
te organiseren bood de mogelijkheid om zich sterker bewust te worden
van de vervlechting, in het thans door grenzen verdeelde gebied,
in voornamelijk de 18de en 19de eeuw, op het gebied van productie,
afzet en gebruik van kleipijpen en tabak. In dit thema pasten excursies
naar Weert in Nederland en Andenne in België.
Op 28. april, de eerste dag van de bijeenkomst, begroette Martin
Kügler (Görlitz) als leider van de Arbeitskreis en organisator
van de bijeenkomst de deelnemers en richtte hij zijn dank aan H.
P. Mielke voor de uitnodiging om van deze vergaderplaats gebruik
te maken. Na de algemene mededelingen over de agenda van de bijeenkomst
presenteerde de uitgever van Knasterkopf, M. Kügler en Ralf
Kluttig-Altmann het 14e nummer, dat vanaf dit nummer in een moderne
lay-out en met een vergrote inhoud en op A-4 formaat zal verschijnen.
Dit vond grote instemming bij de deelnemers aan de bijeenkomst.
Aansluitend gaf H. P. Mielke een inleiding over zijn museum, dat
gevestigd is in een laat 17de eeuwse burcht en over de omliggende
Duits - Nederlandse regio betreffende het aspect van de belangrijke
grensoverschrijdende keramiek-, pijpen en tabaksproductie.
De eerste vakinhoudelijke lezing werd gehouden door Lutz Libert,
als museumleider van het "Tabaksmuseum Vierraden".
Het museum is gevestigd in een oude tabaksschuur. Met gebruikmaking
van de moderne multimedia technieken wordt op veelsoortige wijze
de geschiedenis van het belangrijke gebied voor de tabaksverbouw
Uckermark belicht. Speciale aandacht is er voor de geschiedenis
van de tabakverbouw tijdens de DDR periode. Een bezoek aan dit museum,
dat ook een buitenruimte met tabaksplanten en (historische) landbouwwerktuigen
omvat, is in ieder geval aan te raden en zal in ieder geval voor
de leden van de Arbeitskreis mogelijk zijn, als een van de bijeenkomsten
in Vierraden plaatsvindt, waartoe L. Libert de vergadering uitnodigde.
Herbert Böhmer (Passau) verzorgde de lezing "Bronnen
van de kleipijpenproductie in Passau". Voor
1716 lijkt daar, gebaseerd op de huidige kennis, geen productie
van kleipijpen te hebben plaatsgevonden waaraan de rijke vondsten
van kleipijpen van de vesting Oberhaus/Passau kunnen worden toegeschreven.
Eveneens is er geen met zekerheid vast te stellen verband tussen
de drie in Passau aangetoonde pijpenproducenten uit de 18de eeuw
en de vondsten tot nu toe van kleipijpen in de stad. Het valt zeer
te hopen dat dit gat tussen archieven en bodemvondsten spoedig kan
worden gesloten. [De bijdrage is in Knasterkopf
14/2001, blz. 20-26 gepubliceerd].
Ekkehard Reiff (Clausthal-Zellerfeld) hield een lezing "Over
de stand van het pijpenonderzoek in de Oberharz - nieuwe resultaten
en vondsten". Bij de schildering van zijn langjarig
archeologisch onderzoek en zoektochten in het veld in de mijnregio
van de Oberharz stond E. Reiff in het bijzonder stil bij een zogenaamde
welkomstbeker van glas, met daarop de gedetailleerde voorstelling
van rokende mijnwerkers onder de grond. De beker is van het jaartal
1696 voorzien. Ook als het bij dit stuk om een kopie uit de 19de
eeuw gaat, wat aan de hand van de te perfecte uitvoering vermoed
kan worden, is het toch een indirecte aanwijzing voor het bestaan
van een originele beker rond 1696 en daarmee een visueel bewijs
voor het roken door mijnwerkers aan het einde van de 17de eeuw.
's-Middags was er een excursie naar Weert in Nederland, waar
eerst het gemeentemuseum "de Tiendschuur" werd
bezocht. Op basis van een zeer goede samenwerking tussen de toenmalige
kleipijpen firma Trumm-Bergmans, Jos Engelen en de gemeente Weert
kon de geschiedenis van deze kleipijpenfabriek op voortreffelijke
wijze worden onderzocht en gedocumenteerd. Jos Engelen, die in 1985
een monografie over dit thema gepubliceerd heeft, zorgde, geholpen
door de gebroeders Bergmans, voor een inleiding over deze belangrijke
Nederlandse pijpenfabriek. Gesticht door emigranten uit het Westerwald,
bereikte de firma tussen 1846 en 1922 een productievolume van ongeveer
40 miljoen pijpen over die periode die grotendeels op de regionale
markt werden afgezet. Een nauwkeurige administratie over alles wat
er in het bedrijf gebeurde gedurende tientallen jaren maakt dat
dit bedrijf thans waarschijnlijk de best onderzochte kleipijpenfabriek
van Europa is. Bijzonderheden van de productie zijn bijvoorbeeld
vormen met een verwisselbaar voorste stuk voor bedevaartspijpen.
Na de inleiding kon de pijpenoven van de firma bezichtigd worden,
die met ondersteuning door de Gemeente in 1987 op een nieuw grondstuk
is neergezet. De gebroeders Bergmans begeleidden de deelnemers aan
de excursie en beantwoordden onvermoeibaar alle vragen.
Een gemeenschappelijk avondeten in Grefrath werd op de beproefde
manier ook gebruikt om meegebrachte vondsten van pijpen te tonen
en te bediscuteren, te attenderen op nieuwe literatuur en voor gedachtewisselingen
over het vak.
Zondag 29. april was er een excursie van een hele dag naar
Andenne in België. Eerst werd een bezoek gebracht aan
het Musée de la Ceramique d'Andenne, waar de deelnemers
door Robert Mordant, conservator van het museum, verwelkomd
werden. Eerst hield R. Mordant een korte lezing als inleiding op
de collectie: "Over de geschiedenis van het pijpenmaken
in Andenne en de immigratie van Duitse pijpenmakers",
waarin hij de aankomst van de pijpenmaker Peter Meniecken in Andenne
schilderde en de aansluitende wisselvallige geschiedenis van de
plaatselijke pijpenproductie, die zich tegen veel weerstanden moest
wapenen, uiteenzette. Aansluitend was er de mogelijkheid het museum
te bezichtigen. Als middelpunt van de collectie staan talrijke modellen
van keramiekovens een originele pijpenoven van twee verdiepingen
en de nagebouwde mijnschacht voor de winning van klei.
's-Middags bezochten de deelnemers de nog in bedrijf zijnde pijpenmakerij
in Andenne - de Piperie Léonard van Pascal Léonard.
Hier kon men het ontstaan van een ongebakken pijp van kleirol tot
pijp volgen en verschillende vormen van pijpen bekijken.
R. Kluttig-Altmann (Leipzig) beet de spits af bij het lezingenprogramma
van maandag de 30ste april met zijn voordracht: "Waarnemingen
over de technologie van handmatige steelversieringen",
waarin hij aantoonde hoeveel detailkennis over het in vergetelheid
geraakte proces van handmatige steelversieringen te halen is door
nauwkeurige waarnemingen aan de gevonden fragmenten. De in het vondstmateriaal
van de 17de tot 19de eeuw zeer vaak voorkomende stempels, c.q. rolversieringen
op stelen van kleipijpen hebben een potentiële informatiewaarde
die tot nu toe slechts in geringe mate benut is. Voor iedere diepgaande
beschouwing van deze versieringen is het noodzakelijk om de technologie
van het aanbrengen daarvan te begrijpen. Hieraan droeg deze lezing
bij. M. Kügler droeg als aanvulling op het onderzoek van de
vondsten informatie uit schriftelijke bronnen bij. Deze zijn in
dit opzicht onvoldoende. Dit benadrukt des te meer de noodzaak om
zich met de vondsten bezig te houden. [De bijdrage is in Knasterkopf
14/2001, blz 32-49 verschenen].
Regina Geiß-Dreier (Birkenfeld) hield een lezing over
"De vondsten van kleipijpen
van de burcht en het slot Oberstein", waarvan het
vondstmateriaal over tal van jaren tevoorschijn gekomen is en die
zij wetenschappelijk bewerkt heeft. De meeste rijkversierde pijpen
komen hoofdzakelijk uit de 17de eeuw. Hoewel de vondsten tot nu
toe nog niet volledig aan individuele productiecentra toe te wijzen
zijn, wijzen de merken en steelopschriften op bekende of tot op
heden onbekende producenten uit de regio Mannheim-Frankenthal-Heidelberg,
welke regio voor de vroege pijpenproductie zo belangrijk is. Een
zogenaamde "Wortmann"-pijp, een rondbodempijp met het
daarop aangebrachte jaartal '1736' is een bijzondere vondst uit
het complex en de oudste gedateerde kleipijp uit het Westerwald.
Rüdiger Articus (Hamburg) presenteerde in beeld en tekst:
"Prachtstukken - reliëfpijpen van de 18de eeuw uit
Hamburg en omgeving", een doorsnede uit de Hamburgse
verzamelingen en opgravingsinventarissen. Onder de in het algemeen
rijk versierde koppen van kleipijpen bevinden zich vele die in Duitsland
zelden gevonden worden. (Batavia-, Oranje-, Pruisen- en huwelijkspijpen).
Talrijke modellen, bijvoorbeeld met Pruisische en Hamburgse thema's
zijn pijpen van grote Goudse firma's die in opdracht vervaardigd
werden, zoals van Frans Verzijl. De door hem en andere Goudse pijpenmakers
veelvuldig sinds het midden van de 18de eeuw geleverde pijpen zijn
van uitstekende kwaliteit, in overeenstemming met de rijke versieringen
en het motief op de pijp.
Maren Weidner (Kiel) presenteerde "Kleipijpen
uit de Reichenstrasse in Hamburg". Bij de opgraving,
die in 1998 plaatsvond werden in een houten leiding voor de afwatering
(vermoedelijk van een herberg) vele fragmenten van kleipijpen uit
de 18de en 19de eeuw geborgen. Slechts ongeveer 10% van de vondsten
stamt uit Gouda, de rest uit pijpenmakerijen uit Noord-Duitsland
zoals Knecht of Goebel uit Grossalmerode, Hoffkamp uit Altona en
Casselmann uit Münden. Dit hoge aantal Duitse pijpen is voor
een vondstcomplex erg zeldzaam en dus des te belangrijker voor het
onderzoek naar de verschillende producties en de afzet in Duitsland.
Na deze laatste vakinhoudelijke lezing gaf M. Kügler nieuwtjes
uit de Arbeitskreis zur Erforschung der Tonpfeifen, verwees naar
nieuwe literatuur en wees op de al vastgelegde 16e
bijeenkomst van de Arbeitskreis van 26 - 28 april 2002 in het
regionale museum in Grimma (Sachsen). Voor de daarna volgende bijeenkomst
in 2003 hebben al verschillende musea in diverse delen van Duitsland
een aanbod gedaan dat nog geconcretiseerd moet worden.
R. Kluttig-Altmann voegde daar enige opmerkingen over Knasterkopf
aan toe, waarbij hij inging op de grote inspanningen van de uitgevers
om het voortbestaan en de kwaliteit veilig te stellen van dit vaktijdschrift.
Hij vroeg de deelnemers daarbij om nadrukkelijke steun. De inhoud
van Knasterkopf is wat betreft de aangeleverde hoogwaardige artikelen
tot ver na het volgende nummer verzekerd. Echter om de gespannen
financiële situatie de baas te worden heeft Knasterkopf dringend
nieuwe abonnees nodig en is werving in alle kringen die geïnteresseerd
zijn in pijpen, archeologie van de nieuwe tijd en in de geschiedenis
van de tabak dus dringend noodzakelijk.
De 15de bijeenkomst van de Arbeitskreis werd afgesloten met hartelijke
dank aan de plaatselijke organisator, museumdirecteur H. P. Mielke,
die, samen met zijn medewerkers, voor een aangename gang van zake
gedurende de bijeenkomst in het openluchtmuseum Dorenburg in Grefrath
zorggedragen heeft. Ook bedankten alle deelnemers Martin Kügler
wiens organisatie en persoonlijke grote inzet, ook nu weer net als
in de andere jaren, een probleemloze samenwerking van alle personen
en instituties verzekerd heeft.
|
|